ECLI:NL:RBROT:2021:12112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
9249050 CV EXPL 21-2370
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schulden en overbedeling na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2021, gaat het om een vordering in conventie en reconventie tussen twee voormalige echtgenoten. De eiseres vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 830,96, met wettelijke rente, op basis van de draagplichtigheid voor een belastingschuld en een vordering van het CAK, die eiseres volledig heeft betaald. De gedaagde erkent de belastingschuld, maar betwist de vordering van het CAK, omdat eiseres geen bewijs heeft geleverd van de betaling.

In reconventie vordert de gedaagde een bedrag van € 3.750,- wegens overbedeling, stellende dat eiseres persoonlijke spullen van haar heeft toegeëigend. Eiseres betwist deze vordering en stelt dat de inboedel reeds is verdeeld bij beschikking van 6 november 2016.

De kantonrechter heeft in conventie de vordering van eiseres toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. In reconventie is de vordering van gedaagde afgewezen, en ook zij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P. Joele en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9249050 CV EXPL 21-2370
uitspraak: 28 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: [naam],
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kandemir.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding, met bijlagen;
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de conclusie van antwoord in reconventie, met bijlagen.
Op 24 september 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De datum voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
Partijen zijn in het verleden gehuwd geweest en tussen hen is bij beschikking van 4 november 2016 de echtscheiding uitgesproken, onder zaaknummer C/10/496832 FA RK 161950. In diezelfde beschikking is ook de boedel verdeeld, onder zaaknummer C/10/506441 FA RK 16-6065. In hoger beroep van deze beschikking heeft Hof Den Haag op 18 oktober 2017 een beschikking gewezen onder zaaknummers 200.208.691/01 en 200.208.693/01.
2.2
Over de nakoming van de vastgestelde verdeling is op 3 september 2018 door rechtbank Midden-Nederland een vonnis in kort geding uitgesproken, onder zaaknummer C/16/462173 KL ZA 18-218.

3..Het geschil in conventie

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [eiseres] € 830,96 te betalen, met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2021 tot aan de dag van betaling en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[eiseres] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de beschikkingen van 4 november 2016 en 18 oktober 2017 voor de helft draagplichtig is in de belastingschuld en de vordering van het CAK. [eiseres] heeft deze vorderingen volledig betaald, zodat [gedaagde] gehouden is om de helft van deze beide bedragen aan [eiseres] te betalen, te weten in totaal € 700,06.
3.3
[gedaagde] erkent de belastingschuld, maar betwist dat zij gehouden is om de helft van de vordering van het CAK aan [eiseres] te betalen, omdat [eiseres] niets heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk deze vordering volledig heeft betaald.

4..Het geschil in reconventie

4.1
[gedaagde] vordert dat [eiseres] wordt veroordeeld om aan [gedaagde] een bedrag van € 3.750,- te betalen ten titel van overbedeling.
4.2
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres] zich persoonlijke spullen van [gedaagde] heeft toegeëigend. [eiseres] dient de helft van de waarde van de inboedel aan [gedaagde] te vergoeden, te weten € 3.750,-.
4.3
Volgens [eiseres] is de inboedel bij beschikking van 6 november 2016 reeds verdeeld, zodat een vergoeding wegens overbedeling niet aan de orde is.

5..De beoordeling

in conventie
5.1
[eiseres] heeft voor de mondelinge behandeling nadere bijlagen ingediend, welke betaalbewijzen omvatten betreffende de vordering van het CAK. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij ook de helft van dit bedrag aan [eiseres] is verschuldigd. De vordering wordt voor wat betreft de belastingschuld en de vordering van het CAK dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2
De gevorderde vervallen (reguliere) wettelijke rente ad € 3,84 zal als onbetwist worden toegewezen.
5.3
[eiseres] vordert tevens buitengerechtelijke kosten. Er heeft echter geen aanzegging plaatsgevonden middels een zogenaamde veertiendagenbrief. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.
5.4
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld.
in reconventie
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat van alle onder 2.12.8 in de beschikking van 4 november 2016 genoemde goederen, de vrouw alleen haar diploma’s, speelgoed van de kinderen en foto’s van de kinderen nog niet in bezit stelt te hebben. Voor zover aan deze goederen al enige economische waarde toekomt geldt dat [gedaagde] hieraan geen vordering heeft verbonden zodat hieraan verder voorbij wordt gegaan.
5.3
De vordering van [gedaagde] ziet op overbedeling die is ontstaan doordat bij de verdeling niet over een concrete verdeling van de eerdere gezamenlijke inboedel is gesproken. [eiseres] merkt terecht op dat in de beschikking van 6 november 2016 reeds een verdeling is bepaald, waarin geen goederen onverdeeld zijn gebleven. Van overbedeling van de man is dan ook geen sprake, zodat de vordering van [gedaagde] wordt afgewezen.
5.4
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 703,90, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 700,06 vanaf 21 mei 2021 tot aan de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 248,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 218,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645