In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de wijziging van de partneralimentatie. De man, werkzaam in de reisbranche, had een niet-wijzigingsbeding overeengekomen met de vrouw, maar verzocht om wijziging van de alimentatie vanwege de coronacrisis. Hij stelde dat zijn inkomen door de crisis met 90% was gedaald en dat hij niet langer in staat was om de overeengekomen partnerbijdrage van € 5.000,- per maand te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de man niet voldoende had aangetoond dat de coronacrisis een ingrijpende wijziging van omstandigheden vormde die hem ontsloeg van het niet-wijzigingsbeding. De rechtbank benadrukte dat de man zijn stelplicht niet had nagekomen en dat hij onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie voor en tijdens de coronacrisis. De rechtbank wees het verzoek van de man af en bepaalde dat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.J. Klomp en griffier E.L. Visser.