Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 30 september 2021, met 12 producties;
- de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021;
- de pleitnota van de vrouw, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De man vorderde vervangende toestemming voor de verkoop van de echtelijke woning, omdat de vrouw niet meewerkte aan de verkoop en overdracht van haar aandeel in de woning. De man stelde dat hij op korte termijn wilde worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire verplichtingen en dat hij wilde profiteren van de overwaarde van de woning. De vrouw voerde verweer en stelde dat zij bezig was met het verkrijgen van financiering voor de overname van het aandeel van de man, maar dat dit proces was vertraagd door een bestaande schuld op naam van beide partijen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat zij op korte termijn in staat was om de man uit te kopen, ondanks dat zij voldoende gelegenheid had gekregen om dit te regelen. De voorzieningenrechter verleende de man machtiging om de woning te gelde te maken, onder de voorwaarde dat de koopsom boven de taxatiewaarde van € 185.000,- lag. Tevens werd bepaald dat, indien de vrouw niet meewerkte aan de verkoop, dit vonnis in de plaats zou treden van de vereiste wilsverklaring en handtekening van de vrouw. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.