4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 20 maart 2018 tot en met 15 maart 2019 te [plaatsnaam],
een lijst getiteld "C. Gegevens verzonden dieren" zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om
dezeals echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid hierin dat zij in die lijst "C. Gegevens verzonden dieren" (valselijk en in strijd met de waarheid) had vermeld dat 188, panterschildpadden (Stigmochelys pardalis) waren afgestaan aan de in de lijst genoemde personen, terwijl in werkelijkheid deze dieren niet aan die personen waren afgestaan;
2.
zij op 15 maart 2019 te [plaatsnaam], opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een lijst getiteld "C. Gegevens verzonden dieren", zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, die lijst tijdens een controle aan het bevoegde gezag, de NVWA, heeft overgelegd,
bestaande die valsheid hierin dat zij opzettelijk in die lijst (valselijk en in strijd met de waarheid) had vermeld dat 188, panterschildpadden (Stigmochelys pardalis) waren afgestaan aan de in de lijst genoemde personen,
zij toen en daar opzettelijk
datbovengenoemde geschrift voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat dat geschriftbestemd was voor zodanig gebruik als echt en onvervalst;
3.
zij op 3 mei 2019 te [plaatsnaam], opzettelijk,
25 Testudo hermanni en
13 Testudo graeca en
één Testudo marginata,
zijnde dieren van de soorten, genoemd in bijlage A bij de CITES -basisverordening onder zich heeft gehad;
4.
zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 14 mei 2019 te [plaatsnaam],
als houder van diverse soorten schildpadden, aan die dieren de nodige (medische) verzorging heeft onthouden,
immers:
- in het quarantaineverblijf was één schildpad met diarree en snot uit de neus en ernstig onder
gewichten werden de bakken waarin de schildpadden verbleven in de quarantaineruimte onvoldoende schoongemaakt,
en
- in het Tropenverblijf hadden schildpadden bijtwonden en/of oogontstekingen en was de watertemperatuur van het bassin te laag en was een Platemys platycephala ernstig uitgedroogd en had een Mauremys reevesi bijtwonden aan de hals die dermate ernstig ontstoken waren, dat het dier de kop niet meer kon bewegen,
en
- in het Europaverblijf was geen UVB verlichting aanwezig, en had een Testudo hermanni een gebroken onderkaak in combinatie met osteomalacie/metabole botziekte en vertoonden enkele dieren respiratoire ziekteverschijnselen (bellen blazen) en hadden meerdere schildpadden zachte schilden door calcium en/of vitamine D tekort;
en
- in het Afrikaverblijf was geen UVB verlichting aanwezig en waren onvoldoende verstopplekken aanwezig en had een Centrochelys sulcata een verdikte linker achterpoot en had een Stigmochelys pardalis schuimende ogen;
5.
zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 te [plaatsnaam],
als houder van een grootaantal kadavers van schildpadden, zijnde dierentuindieren, althans van ingevolge artikel 3.3, eerste lid van de Wet dieren aangewezen dierlijke bijproducten, het dierlijke bijproduct niet heeft aangemeld en niet ter beschikking heeft gehouden van en/of niet heeft afgestaan aan de [naam], zijnde de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke verschrijvingen in de tenlastelegging zijn verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in haar belang geschaad.