Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde], met producties;
- het vonnis van 18 oktober 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd wegens een huurachterstand van € 2.495,10, die was ontstaan tot en met augustus 2021. De gedaagde heeft de huurprijs voor de maanden september, oktober en november 2021 wel voldaan, maar heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding van de huurovereenkomst, onder andere vanwege persoonlijke omstandigheden zoals het verlies van haar baan en de gevolgen van een mogelijke ontruiming.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de vorderingen van Woonbron niet heeft betwist en dat de huurachterstand substantiëel was. De rechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de gedaagde niet zodanig bijzonder zijn dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten, en is zij in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van huurverplichtingen en de gevolgen van betalingsachterstanden voor huurders, waarbij de rechter de belangen van de verhuurder zwaarder heeft laten wegen dan de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde.