Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 15 oktober 2021 een verzoek ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling, in het kader van de schuldsaneringsregeling. De gemeente Rotterdam, als schuldeiser, weigerde echter mee te werken aan deze regeling. Tijdens de zitting op 15 november 2021 werd de gemeente Rotterdam vertegenwoordigd door mevrouw [persoon A] van de Kredietbank Rotterdam, die de situatie van verzoekster toelichtte. Verzoekster had drie schuldeisers, met een totale schuld van € 13.746,25, en bood een regeling aan die voorzag in een betaling van 13,09% aan de preferente schuldeiser en 6,55% aan de concurrente schuldeisers. De gemeente Rotterdam stemde niet in met de regeling voor een van haar preferente vorderingen van € 8.919,46 en een concurrente vordering van € 780,=.
De rechtbank moest beoordelen of de gemeente Rotterdam in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Rotterdam, ondanks haar belangen, niet kon worden vrijgesteld van instemming met de regeling, omdat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wogen. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon bieden, gezien haar medische situatie en het gebrek aan werk. De rechtbank wees het verzoek van verzoekster toe en beval de gemeente Rotterdam om in te stemmen met de schuldregeling. Tevens werd de gemeente Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat was bijgestaan. Het vonnis werd uitgesproken op 18 november 2021.