ECLI:NL:RBROT:2021:12317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
C/10/626919
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 november 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 maart 2022. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, terwijl de vader niet verscheen.

De GI stelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig waren, omdat de hulpverlening positief was afgerond en het contact tussen de ouders stabiel verliep. De moeder daarentegen uitte ernstige zorgen over de hechting tussen [naam kind] en de vader, en gaf aan dat [naam kind] al langere tijd niet meer naar haar vader wilde. De kinderrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.

De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling niet kon worden opgeheven, omdat er nog steeds sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind]. Ondanks verbeteringen in de communicatie tussen de ouders, was er nog steeds geen onbelast contact tussen [naam kind] en haar vader. De kinderrechter concludeerde dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk bleef om het contact te herstellen en wees het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling af. De beslissing is mondeling gegeven en schriftelijk vastgesteld op 22 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/626919 / JE RK 21-2704
Datum uitspraak: 9 november 2021

Beschikking afwijzing opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
11 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2021.
Op 15 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- [naam] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 11 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
26 maart 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de opheffing van de ondertoezichtstelling van [naam kind].
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De gronden van de ondertoezichtstelling zijn niet langer aanwezig. De hulpverlening vanuit Kinderen uit de Knel is positief afgerond en het contact tussen de ouders verloopt stabiel via de mail. Verder staan beide ouders achter het traject van [naam kind] bij Mentaal Beter. Er is hierdoor geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat weliswaar de communicatie met de vader beter verloopt, maar dat de problematiek onvoldoende in de kern is aangepakt. De moeder maakt zich ernstige zorgen over de hechting tussen [naam kind] en de vader. [naam kind] wil al langere tijd niet meer naar haar vader en er is dus al zes weken geen omgang geweest. Elke keer wanneer de moeder [naam kind] naar de vader brengt, is zij overstuur. [naam kind] durft echter niet te zeggen dat zij geen zin heeft, omdat zij bang is dat de vader boos wordt. De basis om een goede band op te bouwen ontbreekt.

De beoordeling

De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet langer is vervuld. De kinderrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is.
Bij beschikking van 26 maart 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld omdat zij ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd. Hiertoe is onder meer overwogen dat er sprake was van spanningen en strijd tussen de ouders en dat de ouders onvoldoende in staat waren om op een constructieve wijze in het belang van [naam kind] te communiceren. Daarnaast vertoonde [naam kind] internaliserende probleemgedrag en had zij weinig zelfvertrouwen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [naam kind] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling worden bedreigd en er nog altijd wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. Ondanks dat de ouders in staat zijn om op een zakelijke manier met elkaar te communiceren en open staan voor de hulpverlening vanuit Mentaal Beter, heeft [naam kind] nog altijd geen onbelast contact met haar beide ouders. Sinds januari 2020 leek er sprake van een positieve ontwikkeling. De contactregeling tussen [naam kind] en de vader was uitgebreid, waarbij [naam kind] om het weekend bij de vader bleef logeren. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat [naam kind] de vader voor langere tijd niet heeft gezien en grote weerstand vertoont tegen het contact met de vader. De aanwezige jeugdbeschermer bleek niet zaaksinhoudelijk betrokken en heeft dit niet weten te weerleggen. Ook de vader was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling. Het lukt de ouders kennelijk niet om onder eigen verantwoordelijkheid de patronen te doorbreken. De kinderrechter acht daarom de betrokkenheid van de GI op dit moment nog noodzakelijk om het contact tussen [naam kind] en de vader te herstellen.
De kinderrechter is van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling zal daarom worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.