ECLI:NL:RBROT:2021:12369

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
C/10/621709/ FA RK 21-5218
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de verlenging van een huisverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van een huisverbod dat eerder was opgelegd aan verzoekster. Het huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 15 juni 2021 en verlengd op 24 juni 2021. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de verlenging van het huisverbod, dat op 13 juli 2021 zou eindigen. De rechtbank oordeelt dat verzoekster nog steeds belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, ondanks dat het huisverbod inmiddels is verlopen. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod te verlengen, omdat er nog steeds een vermoeden van gevaar voor de veiligheid van de betrokkenen bestond. Verzoekster betwist dat er gevaar was ten tijde van de verlenging en stelt dat het besluit in strijd is met verschillende rechtsbeginselen. De rechtbank concludeert echter dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot verlenging van het huisverbod, omdat er geen voldoende veiligheidsafspraken waren gemaakt tussen verzoekster en haar partner, de achterblijver. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Team familie
Reg.nr.: C/10/621709/ FA RK 21-5218
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen
[naam verzoekster], geboren op [geboortedatum verzoekster], verzoekster,
wonende te [woonplaats verzoekster],
advocaat mr. M.C.A. Schulpen te Rotterdam,
en
de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde mr. A. Hielkema,
in welke zaak belanghebbende is:
[naam achterblijver], geboren op [geboortedatum achterblijver], de partner van verzoekster,
hierna: achterblijver,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam,
en in welke zaak ook achterblijvers zijn, de minderjarige kinderen van verzoekster en voormelde achterblijver:
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2008;
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2008;
[naam kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3] 2015,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.

1..Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 15 juni 2021, 11:59 uur heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoekster, voor de duur van tien dagen.
1.2.
Bij besluit van 24 juni 2021 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 13 juli 2021, 11:59 uur.
1.3.
Bij brief van 5 juli 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit tot verlenging (hierna: het bestreden besluit).
1.4.
De kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt en zijn door de kinderrechter gehoord op 13 september 2021.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2021. Aanwezig waren:
  • verzoekster met haar advocaat;
  • gemachtigde van verweerder namens verweerder, vergezeld door [naam 1], beleidsadviseur;
  • achterblijver met zijn advocaat;
  • [naam 2] namens Veilig Thuis Rotterdam Rijmmond.

2..Overwegingen

2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoekster in de woning nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met haar in de woning wonen.
2.2.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen, subsidiair het bestreden besluit gedeeltelijk te vernietigen met dien verstande dat het contactverbod met de kinderen wordt opgeheven. Voorts verzoekt verzoekster om verweerder te veroordelen in de kosten voor de rechtsbijstand.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel het huisverbod op 13 juli 2021 is geëindigd, verzoekster nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Een huisverbod impliceert namelijk, gelet op de gronden waarop dit wordt opgelegd, een publieke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat verzoekster als gevolg van het huisverbod in haar eer en goede naam is geschaad. Alleen al daarom kan een vernietiging van het bestreden besluit voor haar van meer dan principiële betekenis zijn.
2.4.
Verzoekster betwist dat er sprake was van gevaar ten tijde van het nemen van het bestreden besluit en stelt dat het bestreden besluit in strijd is met:
  • het motiveringsbeginsel;
  • het evenredigheidsbeginsel (omdat het huisverbod eveneens een contactverbod met de kinderen inhoudt);
  • het zorgvuldigheidsbeginsel.
2.5.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
De rechter beoordeelt vol of het gevaar nog blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Voor zover nog blijkt van dat gevaar, is verweerder bevoegd het huisverbod voort te laten duren. Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat, omdat verzoekster geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 15 juni 2021 tot oplegging van het huisverbod, dit besluit in rechte is komen vast te staan. Voor zover de beroepsgronden van verzoekster betrekking hebben op het gevaar ten tijde van het besluit tot oplegging van het huisverbod, kunnen deze dan ook niet meer in deze procedure aan de orde komen. Deze procedure beperkt zich tot de vraag of verweerder het huisverbod mocht verlengen.
2.7.
Ter beantwoording van de vraag of het gevaar was geweken ten tijde van het bestreden besluit, dient de rechtbank alleen te kijken naar het moment van het nemen van het bestreden besluit door verweerder (ex tunc), omdat het huisverbod inmiddels is afgelopen.
Verzoekster voert in dat kader aan dat zij een week voor het besluit tot verlenging (psychische) hulp voor zichzelf heeft gezocht. Op 23 juni 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden met de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting en het wijkteam. Deze hulpverlening die verzoekster heeft ingeschakeld via haar huisarts betreft niet zozeer de situatie tussen verzoekster en achterblijver, maar verzoekster zelf. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat alleen het voormelde gesprek al voldoende was voor het wegnemen van het gevaar. Verzoekster en achterblijver hadden tijdens het nemen van het bestreden besluit nog geen gezamenlijk gesprek gehad. Er waren dan ook bijvoorbeeld nog geen veiligheidsafspraken met verzoekster en achterblijver gemaakt.
Verweerder stelt zich daarom terecht op het standpunt dat het gevaar nog niet was geweken ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, en was daarom bevoegd het huisverbod te verlengen.
2.8.
Verweerder heeft in redelijkheid ook over kunnen gaan tot het verlengen van het huisverbod. Daarbij heeft verweerder in redelijkheid kunnen betrekken dat, zoals verweerder beschrijft op pagina 43 van de stukken die zijn betrokken bij het bestreden besluit, het contact tussen verzoekster en de kinderen niet per definitie is uitgesloten door het contactverbod.
2.9.
Dat verweerder op een andere manier heeft gehandeld in strijd met een algemeen rechtsbeginsel, onderbouwt verzoekster onvoldoende. Het bestreden besluit maakt bijvoorbeeld voldoende duidelijk wat de redenen voor verweerder waren om over te gaan tot het verlengen van het huisverbod.
2.10.
Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep ongegrond;
3.2.
wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Aldus gedaan door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. S. Stolk, griffier, ondertekend.
De griffier: De rechter:
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: