Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 17 oktober 2019;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 13 december 2019;
- de brieven van de vrouw, gedateerd 21 oktober 2019 (met bijlage), 15 juni 2020 en 18 januari 2021 (met bijlagen);
- de brieven van de man, gedateerd 11 juni 2020 en 22 januari 2021 (met bijlagen).
- de vrouw met haar advocaat en
- de man met zijn advocaat.
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
- primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek;
- subsidiair het verzoek van de vrouw af te wijzen, althans in goede justitie te beslissen en – indien een partnerbijdrage wordt vastgesteld- de partnerbijdrage te limiteren of af te bouwen en
- te verklaren voor recht dat partijen, conform het convenant, tegenover elkaar niet tot betaling van alimentatie gehouden zijn en
- de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
- als een beding als bedoeld in artikel 159 lid 1 niet is gemaakt – dat is hier het geval –,
- artikel 1:401 lid 1 toepasselijk is, op zo’n manier dat als partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven,
- de rechter slechts tot een wijziging van de overeenkomst betreffende levensonderhoud zal mogen overgaan, als de verzoeker stelt en de rechter aannemelijk oordeelt dat na het tot stand komen van de overeenkomst:
- een wijziging van omstandigheden is ingetreden die meebrengt dat de wederpartij,
- in het licht van alle dan bestaande omstandigheden,
- naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
- de arbeidsverplichting die de vrouw volgens haar eigen stelling kennelijk wel is aangaan in dezelfde periode,
- het slagen van [voornaam jongmeerderjarige] voor haar autorijbewijs in november 2020 en
- het feit dat [voornaam jongmeerderjarige] , volgens de stelling van de vrouw, een opleiding volgt, inclusief twee dagen stage per week.
- het in februari 2020 van belang was dat (ook) zij als ouder zo veel mogelijk beschikbaar is voor de behandeling van [voornaam jongmeerderjarige] (brief van 27 februari 2020 van [naam GZ-psycholoog] , GZ psycholoog aan GGZ Rivierduinen) en
- de vrouw volledig wordt betrokken bij de behandeling voor de ondersteuning aan [voornaam jongmeerderjarige] in de thuisomgeving (screenshot van een WhatsApp-bericht van 6 augustus 2020 van [naam psycholoog/orthopedagoog] , psycholoog/orthopedagoog NVO ).
- de vrouw ziet af van partneralimentatie;
- de man ziet af van het nakomen van de afspraak in het convenant ter zake van de schuld bij de Voorschotbank;
- op het moment dat de man met succes wordt aangesproken door een bestuursorgaan voor verhaal van kosten van een aan de vrouw verleende uitkering op grond van de Participatiewet vervallen voormelde afspraken met terugwerkende kracht tot het moment waarop zij zijn gemaakt en herleven de rechten die iedere partij toekomen voor die periode;
- een en ander staat los van de door partijen tijdens de mondelinge behandeling gemaakte afspraak dat zij zich gezamenlijk zullen wenden tot [naam persoon 2] om met haar hulp te komen tot verbetering van de onderlinge verstandhouding, zodat het contact tussen [voornaam jongmeerderjarige] en haar vader kan worden hersteld.