ECLI:NL:RBROT:2021:12437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
9221732 VZ VERZ 21-8541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van achterstallig loon en wijziging van procesinleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoeker, die in persoon procedeert, heeft op 17 mei 2021 een verzoekschrift ingediend met de vraag om verweerder te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.910,85 aan achterstallig loon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 oktober 2021 is alleen verzoeker verschenen, terwijl verweerder niet heeft gereageerd of zich heeft laten vertegenwoordigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker niet correct was ingediend, aangezien het een loonvordering betreft die bij dagvaarding moet worden ingesteld in plaats van met een verzoekschrift. De kantonrechter heeft daarom besloten dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. Verzoeker is erop gewezen dat het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het exploot van oproeping niet tijdig op de griffie is ingediend.

De beschikking bevatte ook instructies voor verzoeker om de zaak op de rolzitting van 25 november 2021 voor te brengen, waarbij hij de gelegenheid krijgt om zijn stellingen aan te passen aan de toepasselijke procesregels. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9221732 VZ VERZ 21-8541
uitspraak: 5 november 2021
beschikking ex artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats verzoeker],
verzoeker,
procederend in persoon,
tegen
[verweerder],
gevestigd in [vestigingsplaats verweerder],
verweerder,
die niet heeft gereageerd.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[verzoeker]’ en ‘[verweerder]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Op 17 mei 2021 is op de griffie van deze rechtbank een verzoekschrift, met producties, van [verzoeker] ontvangen.
1.2
De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 29 oktober 2021. Partijen zijn voor die zitting per gewone brief door de griffier opgeroepen. Na uitroeping van de zaak bleek dat op die mondelinge behandeling enkel [verzoeker], vergezeld van zijn vader [naam], verscheen. Van [verweerder] is geen reactie ontvangen, noch is iemand namens haar op de mondelinge behandeling verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de datum van deze beschikking bepaald op vandaag.

2..Het verzoek

2.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter [verweerder] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.910,85 aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2021, alsmede tot betaling van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 879,00, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.

3..De beoordeling

3.1
Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter op grond van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verplicht is om, ook zonder een daartoe strekkend verweer, te onderzoeken of de procedure met het juiste procesinleidend stuk aanhangig is gemaakt. Als de kantonrechter vervolgens constateert dat de zaak op het verkeerde ‘spoor’ zit, moet zij de wissel omzetten en er zorg voor dragen dat de procedure wordt doorgeleid naar het juiste spoor. Op grond van artikel 261 lid 2 Rv worden de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit met een verzoekschrift ingeleid. Alle overige zaken worden bij dagvaarding ingeleid (artikel 78 Rv).
3.2
Hetgeen [verzoeker] heeft verzocht, betreft geen vordering van het bepaalde in Afdeling 9, titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoeken van [verzoeker] betreffen immers - kort gezegd - een loonvordering. Ingevolge het bepaalde in artikel 78 Rv dienen deze bij exploot van dagvaarding te worden ingesteld.
3.3
[verzoeker] heeft dan ook een verkeerd inleidend processtuk gebruikt. De kantonrechter zal hierna, gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv, dan ook bevelen dat de onderhavige zaak wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een en ander zoals hierna vermeld.
3.4
[verzoeker] wordt erop gewezen dat het verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard, wanneer het uit te brengen exploot van oproeping niet uiterlijk op de dag vóór de hieronder vermelde rolzitting op de griffie is ingediend.

4..De beslissing

De kantonrechter:
beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 25 november 2021 om 14:30 uurteneinde [verzoeker] de gelegenheid te bieden om zijn stellingen zo nodig aan de op de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen;
beveelt dat [verzoeker] [verweerder] tegen de hiervoor genoemde dag en tijd, met inachtneming van de wettelijke termijnen, bij exploot zal oproepen, onder betekening van deze beschikking en het verzoekschrift van 17 mei 2021;
bepaalt dat het door [verzoeker] te nemen processtuk uiterlijk de dag voor de hiervoor genoemde rolzitting
om 12:00 uur(in tweevoud) op de griffie moet zijn ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
44485