Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
“ [gedaagde] ”.
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 3 juli 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 1 oktober 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. overgelegde (fax)brief van 2 december 2020, met een productie;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. overgelegde brief van 16 februari 2021, met producties;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling aan de zijde van [gedaagde] bij e-mail van 17 februari 2021 overgelegde brief van diezelfde datum, met een productie;
- het proces-verbaal van de op 24 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling;
- de “nadere akte inzake bewijsopdracht” aan de zijde van [gedaagde] , met producties;
- de antwoordakte, tevens overlegging productie, aan de zijde van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q.;
- de nadere akte aan de zijde van [gedaagde] .
[naam beschermingsbewindvoerder] en mevrouw [persoon A] , dochter van [eiseres] , zijn daarbij verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Partijen hebben hun standpunten (nader) toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld is proces-verbaal opgemaakt.
2..De vaststaande feiten
€ 14.550,00.
7 augustus 2019 is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
Brief specialist Ouderengeneeskunde oktober 2016:
Ontslagbrief ziekenhuis aug 2019
3..De vordering
[gedaagde] heeft rondom de data waarop de pinopnames hebben plaatsgevonden zelf contante bedragen gestort op haar eigen bankrekening. Ook heeft [gedaagde] internetbankieren voor [eiseres] aangevraagd. [gedaagde] heeft zelf verklaard dat haar schulden zijn afgenomen van aanvankelijk € 23.000,00 naar € 13.000,00, ondanks haar uitgavenpatroon. Er is geen enkel geldbedrag in de woning van [eiseres] aangetroffen, nadat [gedaagde] de huissleutel van haar woning weer had teruggegeven. Er is ook geen enkele administratie gevonden of bonnen van aankopen.
4..Het verweer
€ 3.000,00. [gedaagde] begrijpt nu dat het fout is geweest om dat bedrag toch te accepteren. [gedaagde] heeft echter behalve de schenking van € 3.000,00 nooit geld van [eiseres] zelf gehouden. Er is geen geld van [eiseres] naar [gedaagde] toe gegaan. Absoluut niet. [gedaagde] is ook strafrechtelijk vrijgesproken. Het klopt wel dat [gedaagde] diverse keren contante stortingen op haar eigen bankrekening heeft gedaan, maar dat betrof geen geld van [eiseres] . [eiseres] heeft zelf internetbankieren aangevraagd in november 2020. Het klopt wel dat de aanvraag op de computer van [gedaagde] is gedaan. [eiseres] had geen internet. Zij had ook geen smartphone. De benodigde codes bij het doen van overboekingen kwamen dus op de telefoon van [gedaagde] binnen.
5. De beoordeling van de vordering
€ 3.000,00 terug te betalen.
2 augustus 2019 van de bankrekening van [eiseres] is opgenomen, ten bedrage van in totaal
€ 1.250,00. [eiseres] verbleef toen nog in het ziekenhuis en [gedaagde] beschikte toen nog steeds over de pinpas en de pincode van [eiseres] . In rechte wordt er dan ook vanuit gegaan dat ook die pinopnames door [gedaagde] zijn gedaan en dat ook die opnames niet aan [eiseres] ten goede zijn gekomen, maar dat [gedaagde] zich dat bedrag heeft toegeëigend. [gedaagde] heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres] . [gedaagde] is op grond van artikel 6:162 lid 1 BW dan ook verplicht om het bedrag van € 1.250,00 terug te betalen.
€ 12.550,00 terug te betalen.
€ 17.550,00 op onrechtmatige wijze aan het vermogen van [eiseres] heeft onttrokken en dat [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de geestelijke toestand en de afhankelijkheid van [eiseres] . De hierop gerichte vordering tot terugbetaling wordt dan ook op de primaire grondslag toegewezen. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag. In het midden kan blijven op welke datum [gedaagde] precies de huissleutel van de woning van [eiseres] aan [naam beschermingsbewindvoerder] heeft teruggegeven.
mr. [naam advocaat] heeft benaderd en heeft zij aangevoerd dat [eiseres] mr. [naam advocaat] heeft opgezocht en ingeschakeld. Daar kan niet van worden uitgegaan. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de verklaring door [gedaagde] tijdens de zitting dat zij mr. [naam advocaat] heeft benaderd, die in het proces-verbaal van de zitting is opgenomen. Het is ook ongeloofwaardig dat [eiseres] mr. [naam advocaat] zelf heeft benaderd. [eiseres] lag op dat moment in het ziekenhuis met ernstige brandwonden en zij beschikte niet over een smartphone. Niet valt in te zien dat [eiseres] in staat was om zelf op zoek te gaan naar een advocaat en om die te benaderen. In de door [gedaagde] overgelegde e-mail van mr. [naam advocaat] van 8 april 2021 blijkt ook niet dat [eiseres] hem heeft benaderd.
12 april 2021 blijkt ook dat hij door [gedaagde] is gebeld om met spoed naar het Maasstad ziekenhuis te komen. De notaris heeft echter ook na zijn tweede bezoek aan [eiseres] geen akten opgemaakt, onder andere gezien de door het ziekenhuispersoneel geuite bezorgdheid over, naar de kantonrechter begrijpt, de rol van [gedaagde] en de mededeling van het personeel dat er reeds een onderbewindstellingsprocedure liep. De notaris heeft geen kosten in rekening gebracht bij [eiseres] . [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft in dit verband ook geen vordering ingesteld. Deze kwestie kan derhalve verder in het midden blijven.
6..De beslissing
€ 17.550,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 907,50 aan advocaatkosten van mr. [naam advocaat] , vermeerderd met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde] de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de nakosten verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;