ECLI:NL:RBROT:2021:12470

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
KTN-9266228_09122021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap CUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V. (hierna: Vesteda) en een gedaagde partij, die in de uitspraak niet bij naam is genoemd. Vesteda had een huurovereenkomst met de gedaagde voor een woning, welke huurovereenkomst door de gedaagde was opgezegd per 4 oktober 2021. Vesteda vorderde ontruiming van de woning, betaling van achterstallige huur en een gebruiksvergoeding voor de periode na de beëindiging van de huurovereenkomst. De gedaagde had de woning niet verlaten en verzocht om een langere termijn om de woning te ontruimen, maar onderbouwde dit verzoek onvoldoende. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst was geëindigd en dat Vesteda belang had bij de ontruiming. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de achterstallige huur en gebruiksvergoeding. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 9266228 \ CV EXPL 21-2523
uitspraak: 9 december 2021, bij vervroeging
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Dill.
Eiseres wordt hierna ook aangeduid als “Vesteda” en gedaagde als “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 6 mei 2021, met producties;
  • het herstelexploot van 28 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het rolbericht van Vesteda van 29 september 2021, waarbij zij haar vordering tegen [naam] (hierna: [naam] ) heeft ingetrokken;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door Vesteda in het geding gebrachte producties;
  • de aantekening dat op 26 november 2021 de mondelinge behandeling is gehouden.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Tussen Vesteda enerzijds en [gedaagde] en [naam] anderzijds is een huurovereenkomst tot stand gekomen ten behoeve van de woning met aanhorigheden aan het [adres] (hierna: de woning).
[naam] heeft de woning verlaten en de huurovereenkomst tussen haar en Vesteda is beëindigd. De huurovereenkomst tussen Vesteda en [gedaagde] is door [gedaagde] opgezegd per 4 oktober 2021.
3.
De vordering, de grondslag en het verweer
3.1
Vesteda heeft – na vermeerdering van eis – gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de woning te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen om de woning binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Vesteda te stellen;
[gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vesteda te voldoen:
a. een bedrag van € 3.216,22 – zijnde € 2.865,- aan hoofdsom, € 4,55 aan rente en € 346,67 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw – te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 29 april 2021 tot aan de dag van voldoening;
b. een bedrag van € 955,- per maand, te rekenen na 30 april 2021 tot en met 30 juni 2021, en een bedrag van € 971,84 per maand, te rekenen vanaf 1 juli 2021 tot aan het tijdstip dat de onderhavige huurovereenkomst wordt ontbonden;
c. een bedrag van € 971,84 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft de woning te ontruimen en ter beschikking van Vesteda te stellen, ingaande op het tijdstip waarop onderhavige huurovereenkomst wordt beëindigd;
d. de kosten van de procedure.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Vesteda aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. De huurovereenkomst tussen Vesteda en [gedaagde] is met wederzijds goedvinden beëindigd met ingang van 4 oktober 2021. Aangezien [gedaagde] zich vanaf deze datum zonder recht of titel in de woning bevindt en de woning tot op heden nog niet heeft verlaten, heeft Vesteda belang bij de gevorderde ontruiming van de woning. Voorts is [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomst gehouden tot betaling van de verschuldigde (geïndexeerde) huur tot 4 oktober 2021 alsmede eenzelfde bedrag per maand aan gebruiksvergoeding vanaf deze datum.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Op hetgeen hij in dit kader heeft aangevoerd, zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen staat vast dat de huurovereenkomst door opzegging door [gedaagde] is geëindigd met ingang van 4 oktober 2021. Vesteda heeft dan ook geen belang meer bij de door haar gevorderde ontbinding en deze zal dan ook worden afgewezen.
4.2
[gedaagde] niet heeft weersproken dat hij zich vanaf 4 oktober 2021 zonder recht of titel in de woning bevindt. Hij heeft de kantonrechter verzocht hem een langere termijn te gunnen om het gehuurde te verlaten, maar hij heeft zijn belang op dit punt niet althans onvoldoende onderbouwd. De door Vesteda gevorderde ontruiming binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zal dan ook worden toegewezen.
4.3
Ten aanzien van het door Vesteda als productie 1 bij haar akte van 23 november 2021 overgelegde overzicht, heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat alle door hem verrichte betalingen in dit overzicht zijn verwerkt en dat hij de hoogte van de achterstand erkent. Met betrekking tot de gevorderde achterstand tot en met 29 april 2021 volgt uit dit overzicht dat, na aftrek van de conform artikel 6:44 BW in mindering geboekte betalingen, nog een bedrag resteert van € 385,64. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
4.4
Aangezien de huurovereenkomst tussen partijen eerst per 4 oktober 2021 is geëindigd, is [gedaagde] tot die datum uit hoofde van deze overeenkomst gehouden tot betaling van de overeengekomen huur. [gedaagde] heeft inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen de verhoging van de maandelijkse huurprijs van € 955,- tot € 971,84 met ingang van 1 juli 2021. De gevorderde huur van € 955,- per maand over de periode van 30 april 2021 tot en met 30 juni 2021 en € 971,84 per maand over de periode van 1 juli 2021 tot 4 oktober 2021 zal dan ook worden toegewezen.
4.5
Nu [gedaagde] de woning op 4 oktober 2021 niet heeft ontruimd is hij op grond van het bepaalde in artikel 7:225 BW vanaf deze datum de gebruiksvergoeding verschuldigd gelijk aan de dan geldende huurprijs. De gebruiksvergoeding van € 971,84 per maand vanaf 4 oktober 2021 zal dan ook worden toegewezen tot en met de maand van ontruiming en terbeschikkingstelling van de woning aan Vesteda.
4.6
De onweersproken gebleven rente zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen op de wijze als in het dictum weergegeven.
4.7
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Vesteda te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vesteda te voldoen:
  • een bedrag van € 385,64 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 2.865,- vanaf 29 april 2021 tot aan de respectievelijke dagen van voldoening;
  • een bedrag van € 955,- per maand, te rekenen na 30 april 2021 tot en met 30 juni 2021;
  • een bedrag van € 971,84 per maand, te rekenen vanaf 1 juli 2021 voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft de woning te ontruimen en ter beschikking van Vesteda te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vesteda vastgesteld op € 615,22 aan verschotten en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590