Op 5 november 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming beoordeeld. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind] en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp. De Raad verzocht eveneens om een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind] op 17 oktober 2021 is geëindigd, waardoor het verzoek van de GI om verlenging niet kon worden ingewilligd. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI dan ook afgewezen. Wat betreft het verzoek van de Raad heeft de kinderrechter overwogen dat [naam kind] momenteel ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij heeft een geschiedenis van gedragsproblematiek en heeft recentelijk moeite gehad met het wennen aan een nieuwe open groep in Hoenderloo.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om [naam kind] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, in het belang van zijn verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.