In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige eerder was verlengd tot 6 december 2021 en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend, die ook tot dezelfde datum gold. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden. Tijdens de zitting werd het verzoek tot uithuisplaatsing ingetrokken, maar het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd gehandhaafd.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige recentelijk weer bij de moeder woont en dat er positieve ontwikkelingen zijn in de zorgregeling met de vader en de grootouders. De kinderrechter heeft de inspanningen van de ouders om een stabiele thuisomgeving voor de minderjarige te creëren, erkend en benadrukt dat het van belang is dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de nieuwe situatie te monitoren. Gezien de omstandigheden en de noodzaak voor continuïteit in de zorg, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, tot 6 december 2022, en het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.