ECLI:NL:RBROT:2021:12572

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/627522 / JE RK 21-2802 en C/10/627734 / JE RK 21-2842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 november 2021 uitspraak gedaan in twee verzoeken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De verzoeken zijn ingediend door de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, terwijl de Raad ook een ondertoezichtstelling voor twaalf maanden vroeg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing inmiddels waren verlopen, waardoor het verzoek van de GI om verlenging werd afgewezen. De kinderrechter heeft echter de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor een periode van twaalf maanden toegewezen, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk van de oom en tante van [naam kind] voor zes maanden.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [naam kind] en de ouders. [naam kind] verblijft al bijna twee jaar bij haar oom en tante vanwege problematiek bij de ouders. De kinderrechter heeft opgemerkt dat de moeder stappen in de goede richting heeft gezet, maar dat er nog zorgen zijn over haar vermogen om voor [naam kind] te zorgen. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van een gezinsopname benadrukt om de moeder te ondersteunen in haar opvoedingsvaardigheden. De beslissing om de uithuisplaatsing voor zes maanden te verlenen, met een aanhouding van het verzoek voor de resterende zes maanden, is genomen in het belang van [naam kind].

De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage te doen over de stand van zaken voor de pro forma datum van 1 april 2022, waarbij de Raad en andere belanghebbenden niet ter zitting hoeven te verschijnen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/627522 / JE RK 21-2802 en C/10/627734 / JE RK 21-2842
datum uitspraak: 22 november 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam tante],

hierna te noemen de tante, wonende te [woonplaats tante],

[naam oom],

hierna te noemen de oom, wonende te [woonplaats oom].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 22 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 27 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief van de moeder, ter zitting overgelegd.
Op 22 november 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de oom, tevens pleegvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • de vader;
  • de tante, tevens pleegmoeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij haar oom en tante (moederszijde).
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 oktober 2020 de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 2 november 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk verlengd tot
2 november 2021.

De verzoeken

C/10/627522:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
C/10/627734:
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het netwerk, bij de oom en tante mz, verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek gehandhaafd.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. De bedoeling is dat [naam kind] op termijn weer bij de moeder gaat wonen. De moeder doet hier zichtbaar haar best voor. De moeder heeft de relatie met haar partner beëindigd in het belang van [naam kind]. Ook aanvaardt de moeder de hulpverlening van Antes voor haar psychische gesteldheid en verslaving. Een dergelijke positieve ontwikkeling is bij de vader niet of nauwelijks zichtbaar. [naam kind] komt niet graag bij de vader. Zij vindt de sfeer bij de vader niet fijn en is bang dat hij verbaal agressief wordt. De komende tijd zal een gezinsopname plaatsvinden met de moeder en [naam kind] om te bezien of de moeder in staat is intensief voor [naam kind] te zorgen. Daar zijn voor de moeder een aantal voorwaarden aan gekoppeld, waaronder voorlopig geen nieuwe partners en geen drugsgebruik in het bijzijn van [naam kind]. Mocht de gezinsopname niet lukken of niet succesvol verlopen, dan zal gezocht moeten worden naar een andere geschikte plek voor [naam kind]. Zij kan niet lang meer bij de oom en tante blijven. De tante heeft aangegeven het niet lang meer vol te houden.
De moeder is het eens met de verzoeken. Wel heeft de moeder moeite met de geplande gezinsopname. De moeder heeft al veel meegemaakt in haar leven en begint hulpverleningsmoe te worden. Een gezinsopname voelt voor de moeder alsof zij opgesloten wordt. Daar komt bij dat de moeder twee katten heeft die ze niet zomaar alleen kan laten. De moeder is niet bereid de katten gedurende de opname ergens anders onder te brengen. Ook heeft de moeder sinds kort een nieuwe baan als DJ. Zij doe dit een aantal avonden per week en wil dit niet opzeggen. De moeder is wel bereid de gezinsopname te ondergaan, maar daarvoor zullen eerst haar zorgpunten weggenomen moeten worden.
De oom is het, mede namens de tante, eens met het verzoek. In de opvoeding van [naam kind] lopen zij wel eens tegen bepaalde zaken aan. [naam kind] is een puber met een rugzak. De oom en tante zijn nog altijd bereid om alles voor [naam kind] te doen en haar de komende tijd nog op te vangen.

De beoordeling

C/10/627522:
Ingevolge artikel 2.4.10. en artikel 2.4.11 van het procesreglement civiel jeugdrecht dient het verzoek tot een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden ingediend. Het onderhavige verzoek is echter door de GI anderhalve week vóór het verlopen van de termijn van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend. Als gevolg daarvan is de kinderrechter niet tijdig in staat geweest om vóór het verlopen van de termijn van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing het onderhavige verzoek te behandelen en zijn de kinderbeschermingsmaatregelen inmiddels verlopen. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek van de GI om verlenging van de maatregelen afwijzen.
C/10/627734:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] al bijna twee jaar bij haar oom en tante verblijft vanwege persoonlijke problematiek van de ouders en van [naam kind] zelf. Het perspectief van [naam kind] is nog altijd onbekend. Bij [naam kind] begint zich dit te uiten in onrustig gedrag en driftbuien. Zowel [naam kind] als de moeder hebben de wens dat [naam kind] bij de moeder komt wonen. De afgelopen maanden heeft de moeder al een aantal stappen in de goede richting gezet en heeft zij laten zien het belang van [naam kind] voorop te stellen. Om te onderzoeken of de moeder in staat is om langdurig en intensief de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen zal een gezinsopname plaatsvinden. Gedurende de gezinsopname krijgt de moeder handvatten aangereikt om haar pedagogische vaardigheden en draagkracht te vergroten. Hoewel de moeder een gezinsopname als straf ervaart en zich dan opgesloten voelt, is een gezinsopname juist de uitgelezen plek om vaardigheden te leren in een vrije setting om een gewenste thuisplaatsing zo succesvol mogelijk te laten verlopen. Het is nog onduidelijk wanneer de opname kan gaan starten. Ook is gebleken dat de moeder nog zorgen heeft over haar katten en haar nieuwe baan. Het is belangrijk dat de moeder en de GI hierover het gesprek aangaan en kijken naar de mogelijkheden, waarbij ook de optie van een intensieve thuisbegeleiding wordt meegewogen. In ieder geval tot aan de gezinsopname is het van belang dat [naam kind] bij de oom en tante kan blijven; zij zijn hiertoe bereid. Echter hebben de oom en tante aangegeven steeds meer tegen hun grenzen aan te lopen. Hier dient aandacht voor te zijn. Het is van belang dat er alvast wordt nagedacht over een alternatief, mocht een thuisplaatsing bij de moeder onverhoopt niet lukken. Ook dient er het komende jaar aandacht te zijn voor contactherstel met de vader en de belemmeringen die daarvoor bestaan.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [naam kind] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Gelet op de gezinsopname die zal gaan plaatsvinden, de draagkracht van de oom en tante en het belang van [naam kind] om zo snel mogelijk haar perspectief helder te hebben, ziet de kinderrechter aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor de overige zes maanden aan te houden.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum in overleg met de Raad een rapportage te doen toekomen over de stand van zaken op dat moment en daarbij te vermelden of de Raad het resterende deel van het verzoek al dan niet handhaaft.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 22 november 2021 tot 22 november 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het netwerk, te weten bij de oom en tante mz, met ingang van 22 november 2021 tot 22 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de GI af;
en alvorens verder te beslissen inzake het verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing:
houdt de beslissing voor de resterende duur aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 april 2022 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, [naam kind] en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de Raad en de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.