Op 22 november 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 25 oktober 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de betrokken instanties zijn gehoord. De vader was opgeroepen maar is niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De situatie is verergerd sinds de moeder in februari 2021 de relatie met de vader heeft beëindigd, wat heeft geleid tot huiselijk geweld en een verslaving van de moeder aan lachgas. Ondanks de positieve ontwikkelingen van de moeder, die recent een opname voor haar verslaving heeft afgerond, is de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord. De vader toont geen inzicht in zijn eigen aandeel in de problematiek en staat niet open voor hulpverlening.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 december 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.