In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind, aangeduid als [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 november 2021 een verzoek ingediend voor een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, hun advocaat mr. C.E. Willemsen, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de opvoedsituatie van [naam kind], die bij de moeder woont. Er waren meldingen binnengekomen bij Veilig Thuis over de situatie, en de moeder werd als overbelast ervaren. Desondanks heeft de kinderrechter opgemerkt dat er een prille positieve ontwikkeling gaande is in het gezin, wat aanleiding gaf om het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden. De ouders hebben stappen gezet in de goede richting, zoals het beëindigen van een relatie en het verbeteren van de woonsituatie.
De kinderrechter heeft besloten om het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden tot 1 mei 2022, zodat de ontwikkeling van het gezin kan worden geëvalueerd. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum te rapporteren over de stand van zaken. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij de positieve ontwikkeling kunnen voortzetten en dat de hulpverlening in een vrijwillig kader kan blijven plaatsvinden. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.