ECLI:NL:RBROT:2021:12577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/628430 / JE RK 21-2948
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind in verband met positieve ontwikkeling in het gezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind, aangeduid als [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 november 2021 een verzoek ingediend voor een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, hun advocaat mr. C.E. Willemsen, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de opvoedsituatie van [naam kind], die bij de moeder woont. Er waren meldingen binnengekomen bij Veilig Thuis over de situatie, en de moeder werd als overbelast ervaren. Desondanks heeft de kinderrechter opgemerkt dat er een prille positieve ontwikkeling gaande is in het gezin, wat aanleiding gaf om het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden. De ouders hebben stappen gezet in de goede richting, zoals het beëindigen van een relatie en het verbeteren van de woonsituatie.

De kinderrechter heeft besloten om het verzoek tot ondertoezichtstelling aan te houden tot 1 mei 2022, zodat de ontwikkeling van het gezin kan worden geëvalueerd. De Raad is verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum te rapporteren over de stand van zaken. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders de kans moeten krijgen om te laten zien dat zij de positieve ontwikkeling kunnen voortzetten en dat de hulpverlening in een vrijwillig kader kan blijven plaatsvinden. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/628430 / JE RK 21-2948
Datum uitspraak: 10 december 2021

Beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.E. Willemsen, te Gorinchem,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. C.E. Willemsen, te Gorinchem.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 10 november 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het e-mailbericht met bijlage van mr. Willemsen van 22 november 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 26 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de Raad met zaaknummer C/10/628457.
Verschenen zijn:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west
(hierna: de GI), [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.
Het verzoek
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er waren ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Er is sprake van een kwetsbare opvoedsituatie bij de moeder. De moeder is erg betrokken bij [naam kind], maar zij is ook overbelast. Het lukt de moeder onvoldoende om een stabiele opvoedsituatie te bieden. In korte tijd zijn er veel meldingen over [naam kind] bij Veilig Thuis binnengekomen. Het is belangrijk dat de GI de regie neemt over de hulpverlening. De Raad ziet dat er momenteel sprake is van een prille positieve ontwikkeling, waardoor een ondertoezichtstelling voor zes maanden voldoende is.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI is nog niet betrokken bij het gezin. De GI ziet dat de ouders tot nu toe hebben meegewerkt met de hulpverlening. Het is belangrijk dat de hulpverlening structureel van de grond komt.
Door en namens de ouders is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De zorgen die de Raad omschrijft zijn niet meer actueel. Tijdens het onderzoek van de Raad zat de moeder midden in een echtscheiding en een verhuizing. De moeder vond het niet lastig om mee te blijven werken met de hulpverlening, maar ze had het ook druk met andere belangrijke zaken. De ouders hebben meegewerkt aan Families First, dat positief is afgesloten. Uit dit verslag blijkt dat het huis van de moeder is opgeruimd en de ouders goed contact hebben met elkaar. Ook heeft de moeder geen relatie meer. In januari 2022 gaat [naam kind] naar de basisschool toe. De moeder heeft in het verleden altijd zelfstandig hulpverlening gezocht. De komende periode zal het Sociaal Team bij de moeder betrokken blijven. Ook heeft de vader op eigen initiatief gevraagd of de opvoedondersteuning van Home-Start langer betrokken wil blijven.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] een onrustige en onvoorspelbare periode heeft doorgemaakt. Er waren ernstige zorgen over de opvoedsituatie. De woning van de moeder was vervuild, er was sprake van structurele onveiligheid en de ouders hadden een andere visie op de opvoeding. Ook vertoonde [naam kind] zorgelijk gedrag. Daarnaast was de moeder overbelast. De afgelopen periode heeft er een prille positieve ontwikkeling plaatsgevonden, waardoor er meer rust is ontstaan. De doelen voor de ondertoezichtstelling, die de Raad in haar rapport heeft opgesteld, zijn al voor een groot deel zelfstandig opgepakt door de ouders. Het is de ouders gelukt om afspraken te maken in het belang van [naam kind]. [naam kind] zal in januari 2022 starten op school. Ook heeft de moeder haar relatie beëindigd. Bovendien staan beide ouders open voor de hulpverlening en willen zij groeien in hun opvoedersrol. De komende periode zal het Sociaal Team bij de moeder betrokken blijven en zet de vader de opvoedondersteuning van Home-Start voort.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat een ondertoezichtstelling op dit moment niet noodzakelijk is. De ouders dienen de kans te krijgen om te laten zien dat zij de positieve ontwikkeling weten vast te houden en de hulpverlening in het vrijwillig kader blijven accepteren. De kinderrechter zal daarom het verzoek om [naam kind] onder toezicht te stellen aanhouden tot 1 mei 2022 pro forma, zodat tegen die tijd kan worden bezien hoe het gezin zich verder heeft ontwikkeld en of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum te rapporteren over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [naam kind] aan tot
1 mei 2022 pro forma;
bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. C.E. Willemsen op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen (met afschrift aan belanghebbenden).
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.