ECLI:NL:RBROT:2021:12581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/628471 / JE RK 21-2953
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 7 december 2021, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], verlengd. De zaak betreft de ouders van [naam kind], die beiden betrokken zijn bij de zorg en opvoeding van hun kind. De kinderrechter heeft eerder, op 11 november 2021, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 18 november 2021 in stand is gehouden. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 28 oktober 2022.

De kinderrechter heeft de ouders, de GI en de betrokken advocaten gehoord tijdens de zitting. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, waarbij hij stelt dat hij onvoldoende kans heeft gekregen om zijn rol als vader te bewijzen. De moeder heeft haar zorgen geuit over de opvoedcapaciteiten van de vader en het belang van betrokkenheid bij het leven van [naam kind].

Na beoordeling van de feiten en de standpunten van de betrokkenen, concludeert de kinderrechter dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft twijfels over de opvoedcapaciteiten van de vader, maar erkent dat er meer tijd en onderzoek nodig is om te beoordelen of een terugplaatsing bij de vader mogelijk is. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 9 maart 2022, met de opdracht aan de GI om voor de volgende zitting te rapporteren over de voortgang en de situatie van [naam kind].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/628471 / JE RK 21-2953
Datum uitspraak: 7 december 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.M. Hueting, te Brielle,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. L.A. Alderlieste, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 november 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 1 december 2021, ingekomen bij de griffie op 2 december 2021.
Op 18 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L.A. Alderlieste;
- de moeder, bijgestaan door mr. H.M. Hueting;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 28 oktober 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 28 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 november 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 9 december 2021.
Bij beschikking van 18 november 2021 heeft de kinderrechter de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand gehouden en het verzoek voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De periode tot 28 oktober 2022 resteert.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. De GI heeft het verzoek schriftelijk en mondeling als volgt toegelicht. De gezinsopname met de moeder en [naam kind] is niet positief verlopen, waardoor een terugplaatsing bij de moeder niet mogelijk is. Op de vorige zitting heeft de kinderrechter aangegeven dat gekeken moet worden of een terugplaatsing van [naam kind] bij de vader mogelijk is. De afgelopen periode (tussen 18 november en 2 december 2021) hebben twee bezoeken van 1,5 uur bij de vader thuis plaatsgevonden. De pleegzorgwerker en de pleegmoeder waren hierbij aanwezig. Uit de verslagen van de pleegzorgwerker blijkt dat het de vader onvoldoende is gelukt om structuur te bieden, aan te sluiten bij het ontwikkelingsniveau van [naam kind] en de aanwijzingen van de pleegzorgwerker op te pakken. Ook waren er zorgen over de hygiëne in het huis. Tijdens de bezoeken worden ook positieve dingen gezien, zoals dat [naam kind] goed op de vader reageert en de vader heel liefdevol is. Gelet op het verloop van deze twee bezoeken en de eerdere zorgen over het opvoedklimaat toen de ouders nog samen waren en [naam kind] bij hen woonde, in combinatie met het persoonlijk functioneren van de vader, is de GI van mening dat de vader onvoldoende in staat is om een rustige, stabiele en stimulerende opvoedsituatie te bieden. De GI vindt dat het perspectief van [naam kind] in het huidige pleeggezin ligt. De GI is van mening dat de rol van de vader als ouder op afstand moet worden bekrachtigd en dat een terugplaatsing van [naam kind] niet in haar belang is. De GI vindt dat beide ouders betrokken moeten blijven en een uitgebreide omgangsregeling met [naam kind] moeten hebben.

De standpunten

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De vader heeft maar twee keer 1,5 uur de tijd gekregen om zichzelf te bewijzen dat hij een goede vader voor [naam kind] is. Er was onvoldoende tijd voorafgaand aan deze zitting voor meer bezoeken. Juist om die reden had de vader bij de vorige zitting gevraagd om een termijn van drie maanden te geven. Het was een lange tijd geleden dat [naam kind] bij de vader thuis is geweest. Het is lastig om alles perfect te doen in zo’n kort tijdsbestek. Het is daarom te kort door de bocht om nu al te concluderen dat een terugplaatsing van [naam kind] bij de vader niet mogelijk is. De vader heeft nu geen eerlijke kans gekregen. De vader heeft het beste met [naam kind] voor en is bereid om te leren en hulp te accepteren. Daar is wel tijd voor nodig. De komende periode (bijvoorbeeld alsnog drie maanden) moet een uitgebreider onderzoek op dezelfde manier plaatsvinden, waarbij de bezoeken bijvoorbeeld worden uitgebreid naar een hele dag. Dit zal geen grote impact op [naam kind] hebben. De vader verdient een laatste kans om te laten zien dat hij voor haar kan zorgen. Verzocht wordt om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlengen, zodat er verder onderzoek kan plaatsvinden.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de moeder veel moeite heeft met de beslissing van de kinderrechter op de vorige zitting dat [naam kind] niet wordt teruggeplaatst bij de moeder. De moeder vindt het belangrijk dat zij betrokken blijft bij [naam kind] en contact met haar blijft houden. Gelet op het verleden heeft de moeder weinig vertrouwen in de vader als opvoeder van [naam kind]. Wel vindt de moeder het belangrijk dat de vader ook een rol blijft hebben in het leven van [naam kind].

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De vader en de moeder hadden bij aanvang van de ondertoezichtstelling in oktober 2020 samen de dagelijkse zorg over [naam kind]. [naam kind] is in mei 2021 uit huis geplaatst in een pleeggezin. In september 2021 zijn [naam kind] en moeder geplaatst in een gezinsopname van Horizon in Harreveld. De relatie tussen de vader en de moeder is in deze periode op enig moment beëindigd. Omdat de moeder met [naam kind] vanuit de gezinsopname naar huis wilde gaan, zonder dat sprake was van een veilige thuissituatie en toezicht en inzet van hulpverlening, is [naam kind] bij beschikking van 11 november 2021 met spoed uit huis geplaatst. Bij beschikking van 18 november 2021 heeft de kinderrechter beslist dat een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder niet aan de orde is. Daarnaast heeft de kinderrechter overwogen dat er een onderzoek moet worden verricht naar de vraag of de vader in staat kan worden geacht de opvoedersrol van [naam kind] op zich te nemen. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek, is het restant van het verzoek aangehouden tot de zitting op 2 december 2021.
De kinderrechter begrijpt dat de vader in de afgelopen korte periode, met slechts twee bezoeken, niet het gevoel heeft gehad zich te kunnen bewijzen. De kinderrechter heeft – gelet op de verslagen van de pleegzorgwerker – twijfels of de vader de komende periode iets anders kan laten zien, dan uit de voorgaande bezoeken is gebleken. Deze twijfels zijn mede gebaseerd op de oudere verslagen over de opvoedomgeving van [naam kind] toen de ouders nog samen waren, waaruit blijkt dat ondanks de betrokkenheid van intensieve hulpverlening er ook al zorgen waren over de basale zorg. Desondanks is de kinderrechter, met de vader, van oordeel dat de voorgaande periode te kort is geweest om verder onderzoek, zoals door de advocaat voorgesteld, op dit moment uit te sluiten. Gedacht kan worden aan begeleid bezoek van [naam kind] aan de vader van één keer per twee weken of per week, opbouwend tot bijvoorbeeld één hele dag. De kinderrechter gaat ervan uit dat de belangen van [naam kind] op deze wijze van onderzoek niet zullen worden geschaad. Op grond van die bezoeken kan vervolgens worden beoordeeld of er mogelijkheden zijn om verdere uitbreiding te onderzoeken en of een thuisplaatsing op enig moment tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. Mocht deze wijze van onderzoek niet leiden tot de conclusie dat verder onderzoek naar een thuisplaatsing aan de orde is, kunnen de bezoeken en de observaties worden gebruikt in het kader van het bepalen hoe de omgang eruit dient te zien. De kinderrechter hoopt dat deze aanpak er in ieder geval toe kan leiden dat een eventuele verdere beslissing tot uithuisplaatsing van [naam kind] beter door de vader zal worden geaccepteerd, hetgeen eveneens in het belang is van [naam kind].
Tijdens de bezoeken zal er in ieder geval ook aandacht moeten zijn voor de basale opvoedvaardigheden van de vader en de volgende doelen:
  • Hygiëne in huis;
  • Het bezoek goed voorbereiden en activiteiten bedenken (en gedurende het bezoek structuur geven);
  • Gezond eten en drinken aanbieden (verspreid over het bezoek);
  • Leren aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van [naam kind].
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting hierover te rapporteren en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 maart 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. L.A. Alderlieste en mr. H.M. Hueting in deze zaak zal plaatsvinden op
17 februari 2022 te 10:30 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en hun advocaten;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en advocaten) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.