ECLI:NL:RBROT:2021:12583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/627124 / JE RK 21-2743
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 2 december 2021, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam kind], behandeld. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 15 oktober 2021 een verzoek indiende tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De feiten van de zaak tonen aan dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend, terwijl [naam kind] bij de vader verblijft. De ondertoezichtstelling is eerder ingesteld op 13 december 2019 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 27 september 2021 bij de vader verblijft en dat dit een positieve ontwikkeling voor hem is. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] onderstreept.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, toegewezen. De ondertoezichtstelling wordt verlengd tot 2 december 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader wordt verleend voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De ouders hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, en de kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk blijft voor de verdere ontwikkeling van [naam kind].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/627124 / JE RK 21-2743
Datum uitspraak: 2 december 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 15 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 18 oktober 2021.
Op 2 december 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 13 december 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 13 december 2021.
Bij beschikking van 25 mei 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 13 december 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt de verlenging (
de kinderrechter leest: verlening)van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI is bezig om onderwijs te organiseren voor [naam kind]. Hij is aangemeld bij Pleysier, een voortgezet speciaal onderwijsschool in Den Haag, en bij het Educatief Centrum in Rotterdam, ook speciaal onderwijs. Daarnaast is [naam kind] een periode niet naar het Palmhuis geweest vanwege een incident. Binnenkort staat hierover een herstelgesprek gepland. Bij het Palmhuis wordt onder andere gewerkt aan dat hij de schuld bij anderen legt en aan de verbale agressie van [naam kind]. In januari 2022 zal [naam kind] worden aangemeld bij een Kamertrainingscentrum (KTC).

Het standpunt van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat hij het naar zijn zin heeft bij zijn vader. [naam kind] gaat naar 070watt voor dagbesteding en krijgt behandeling bij het Palmhuis in Den Haag. Hij vindt echter dat deze behandeling geen nut heeft. [naam kind] wil niet meer praten over zijn emoties en het verleden. Hij wil graag naar school toe, het liefst naar het FlexCollege in Den Haag, want hij gaat al bijna drie jaar niet naar school. Ook wil hij gaan werken.

De standpunten

De moeder is het eens met het verzoek. Sinds dat [naam kind] niet meer bij Jeugdformaat verblijft, is hij rustiger geworden. [naam kind] werd daar beïnvloed door andere jongeren. Hij heeft nu goed contact met beide ouders.
De vader is het eens met het verzoek. Het gaat goed met [naam kind] bij de vader thuis. De vader ziet dat [naam kind] de laatste tijd is veranderd. Hij gaat minder vaak naar buiten, is veel thuis en wil naar school toe en gaan werken. De vader is bezig met de inschrijving van [naam kind] op zijn adres. Vervolgens wil de vader een leuke dagbesteding, zoals voetbal, voor [naam kind] regelen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
[naam kind] heeft een lange periode op een behandelgroep van Jeugdformaat verbleven, maar verblijft sinds 27 september 2021 bij de vader. [naam kind] had steeds meer moeite om zich aan de afspraken op de groep te houden. Hij is daarom voor een time-out naar de vader gegaan, waar hij het naar zijn zin heeft en rust en regelmaat ervaart. Ook krijgt [naam kind] ondersteuning van de vader en heeft hij regelmatig contact met de moeder. Sinds juni 2021 volgt [naam kind] dagbehandeling bij het Palmhuis. Hij is in staat om zich daar aan de regels te houden en aan de doelen te werken, maar dit is soms ook afhankelijk van zijn stemming. Ook heeft [naam kind] moeite om over zijn gevoelens te praten.
De afgelopen drie jaar is [naam kind] niet naar school geweest. [naam kind] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij graag naar school toe wil. Hij wil echter liever niet in Rotterdam naar school, maar naar het FlexCollege in Den Haag. De kinderrechter acht het van belang dat [naam kind] op korte termijn weer naar school gaat. De GI is bezig met de inschrijving. Daarbij is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de mening van [naam kind]. Daarnaast acht de kinderrechter het van belang dat [naam kind] een normale dagbesteding heeft waar hij plezier uithaalt. Er wordt gekeken of het wijkteam hiervoor kan worden ingezet.
De GI is voornemens om [naam kind] in januari 2022 aan te melden voor een KTC, zodat [naam kind] daar verder kan groeien naar zelfstandigheid. De kinderrechter heeft twijfels of dit nog nodig is, aangezien [naam kind] zich nu positief ontwikkelt bij de vader. Op termijn dient daarom gekeken te worden of deze vervolgstap nog steeds het beste is voor [naam kind] of dat hij bij de vader kan blijven wonen. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is nog noodzakelijk om onderwijs en een positieve dagbesteding voor [naam kind] te regelen en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen. Beide ouders stemmen in met de verlenging van de ondertoezichtstelling.
Aangezien de vader geen gezag heeft over [naam kind], is een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk in het belang van [naam kind]. Beide ouders stemmen in met het verblijf van [naam kind] bij de vader. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verlenen voor de duur van een jaar, te weten tot 2 december 2022. De termijnen van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing lopen momenteel niet gelijk. Om deze termijnen gelijk te laten lopen, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen tot 2 december 2022 en het overig verzochte afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 2 december 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader, met ingang van
2 december 2021 tot 2 december 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.