ECLI:NL:RBROT:2021:12589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/628523 / JE RK 21-2967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin voor de duur van drie maanden, na eerder een spoedmachtiging van vier weken te hebben verkregen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord, waaronder de ouders, de stiefmoeder, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders, waarbij [naam kind] momenteel bij de vader en de stiefmoeder woont, maar tijdelijk op een groep verblijft. De kinderrechter heeft de situatie bij de vader als onveilig beoordeeld, maar niet voldoende om een spoedige uithuisplaatsing te rechtvaardigen. De vader heeft zich agressief gedragen, maar de kinderrechter kon niet onomstotelijk vaststellen dat de thuissituatie daadwerkelijk onveilig was. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige informatie onvoldoende is om de uithuisplaatsing te rechtvaardigen en heeft het verzoek van de GI afgewezen, terwijl de reeds verleende spoedmachtiging in stand is gelaten.

De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie zorgvuldig moet worden bekeken en dat er tijd moet worden genomen om tot een oplossing te komen die in het belang van [naam kind] is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/628523 / JE RK 21-2967
datum uitspraak: 22 november 2021

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam stiefmoeder],

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder],

[naam curator],

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 19 november 2021 te 16.51 uur;
- het e-mailbericht met bijlagen van de vader van 19 november 2021 te 16.54 uur;
- het verweerschrift van de vader van 21 november 2021, ingekomen bij de griffie op 22 november 2021.
Op 22 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Witteveen,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1],
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2] en [naam 3], hulpverleners vanuit Enver.
De bijzondere curator is telefonisch gehoord.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader en de stiefmoeder, maar verblijft momenteel op een groep.
Bij beschikking van 27 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 10 oktober 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 november 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin verleend voor de duur van vier weken en het verzoek voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin verzocht voor de duur van drie maanden. Vier weken hiervan zijn reeds verleend.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Nadat de jeugdbeschermer, [naam 4], 10 november 2021 met [naam kind] over de moeder sprak, heeft de vader hierop erg agressief gereageerd door onder andere te schreeuwen naar [naam kind] en de jeugdbeschermer. De vader zou tegen [naam kind] hebben geschreeuwd dat ze loog. [naam kind] zat vervolgens verstijfd van angst. De jeugdbeschermer voelde zich erg geïntimideerd en onder druk gezet. De vader heeft hierna geen toestemming verleend aan de tweede jeugdbeschermer, [naam 1], en de bijzondere curator om met [naam kind] in gesprek te gaan over het voorval. De vader heeft de jeugdbeschermer hierbij bedreigd. De emoties en frustraties kunnen bij de vader soms snel hoog oplopen, maar de vader bagatelliseert dit. [naam kind] zit klem en kan zich bij de vader niet vrij uiten. Gelet op de onveilige thuissituatie en het loyaliteitsconflict waar [naam kind] zich in bevindt is het van belang dat vanuit een neutrale plek wordt onderzocht hoe het nu verder moet en wat [naam kind] nodig heeft om onbelast contact te kunnen hebben met beide ouders. De wens is dat zij zo snel mogelijk wordt overgeplaatst naar een crisispleeggezin en dat van daaruit gezocht wordt naar een perspectiefbiedend pleeggezin.

De standpunten

Door de vader en de stiefmoeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. [naam kind] woont al drie jaar bij hen en nooit eerder is de vader door de GI, Enver of Yulius omschreven als agressief persoon. De vader krijgt nog altijd hulp vanuit Enver. Dit verloopt goed. De GI heeft voorafgaand aan het spoedverzoek geen contact gehad met de persoonlijk hulpverlener van de vader. Dat is kwalijk. De situatie was lang niet zo dreigend als door de GI wordt omschreven. De jeugdbeschermer is op 10 november 2021 rustig vertrokken en heeft toen geen aanleiding gezien om direct een spoedverzoek te doen. Het is ook onjuist dat de vader geen toestemming heeft gegeven om met [naam kind] in gesprek te gaan. Het is juist de GI geweest die de afspraak heeft afgezegd en vervolgens onbereikbaar was voor vragen. De vader en stiefmoeder hebben de afgelopen jaren hun uiterste best gedaan om [naam kind] te helpen, dit werd door haar psycholoog bevestigd. Met [naam kind] gaat het goed, zij zit op school in de plusklas. De uithuisplaatsing is voor haar zeer traumatisch.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder heeft altijd al zorgen gehad over het welzijn van [naam kind] bij de vader. De moeder is in het verleden door de vader mishandeld. Ook het afgelopen jaar heeft de vader zich meermaals agressief en dreigend opgesteld jegens de moeder. In april 2021 zijn er meerdere VeiligThuis-meldingen gedaan door buurtbewoners over de opvoedsituatie bij de vader. Het beeld dat door de GI wordt geschetst, herkent de moeder al langere tijd. Yulius en Enver zijn slechts op bepaalde momenten aanwezig, maar overzien niet het geheel. Vanuit de situatie bij de vader is het tot op heden niet gelukt om tussen [naam kind] en de moeder aan contactherstel te werken. De vader heeft daarentegen juist de omgang eenzijdig stilgelegd. De moeder hoopt dat [naam kind] vanuit een neutrale setting weer durft aan te geven wat ze echt wil en dat het contact met de moeder hersteld kan worden.
De bijzondere curator heeft bevestigd dat er sprake is van veel onrust. Het is zorgelijk dat de vader het vertrouwelijke gesprek tussen [naam kind] en de jeugdbeschermer heeft gehoord. De bijzondere curator probeert al langere tijd het contact tussen [naam kind] en de moeder te stimuleren, maar de vader staat hier niet voor open. Na het incident is het de bijzondere curator niet gelukt om met [naam kind] in gesprek te komen. De bijzondere curator heeft geen reden om de reactie van de vader, zoals door de GI omschreven, in twijfel te trekken. Het past in het beeld dat de bijzondere curator eerder van de vader heeft gezien. De bijzondere curator heeft zorgen over de thuissituatie bij de vader. Echter is ook de groep waar [naam kind] momenteel verblijft niet geschikt voor een meisje van 9 jaar. Als er niet op korte termijn een passend pleeggezin voor [naam kind] wordt gevonden, is het in haar belang dat zij toch terug naar de vader gaat, zij het met de inzet van ambulante spoedhulp.
De ambulant hulpverlener van de vader, [naam 2], heeft desgevraagd toegelicht het jammer te vinden dat hij niet is geconsulteerd voorafgaand aan het spoedverzoek. [naam 2] heeft de afgelopen tijd juist gezien dat de vader het contact tussen [naam kind] en de moeder stimuleert. De agressie, zoals door de GI omschreven, wordt niet herkend. Waarschijnlijk is een aanzienlijk deel van de situatie gebaseerd op miscommunicatie. [naam 2] acht de thuissituatie bij de vader niet onveilig. De machtiging tot uithuisplaatsing is niet op de juiste gronden verleend.
De ambulant hulpverlener van de moeder, [naam 3], heeft desgevraagd toegelicht dat er sprake is van onrust. Het ontbreken van een helder perspectief voor [naam kind] maakt dat het lastig is om de omgang tussen de moeder en [naam kind] vorm te geven. Het is van belang dat hier vanuit een neutrale omgeving aandacht voor is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de situatie bij de vader thuis op 10 november 2021 is geëscaleerd tussen de jeugdbeschermer en de vader, waarbij de vader ook boos op [naam kind] is geworden. De aanleiding was een gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de jeugdbeschermer en [naam kind] over het contact met de moeder. Over de ernst en intensiteit van het incident lopen de verhalen sterk uiteen. Dat [naam kind] erg is geschrokken acht de kinderrechter aannemelijk. Echter blijft onduidelijk in hoeverre de thuissituatie daadwerkelijk onveilig was en is voor [naam kind]. Vader ontkent en zijn kant van het verhaal vindt steun in de verklaring van de ter zitting aanwezige hulpverlener vanuit Enver. Bovendien is de stelling dat de vader af en toe hoog in zijn emoties zou zitten naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende om te spreken van een acuut onveilige thuissituatie. Uit de aanwezige stukken en de behandeling ter zitting kan de kinderrechter niet onomstotelijk de conclusie trekken dat de veiligheid van [naam kind] in het geding is bij de vader en de stiefmoeder thuis.
Ook het argument dat [naam kind] in een loyaliteitsconflict zit, rechtvaardigt niet dat zij met spoed uit huis geplaatst dient te worden. Het is onvoldoende duidelijk geworden wat de verzochte uithuisplaatsing concreet gaat bijdragen aan het verhelpen van de zorgen in dit verband. Een machtiging tot uithuisplaatsing is naar zijn aard zeer ingrijpend en dient dan ook pas als uiterste maatregel te worden ingezet. [naam kind] is in het verleden eerder uithuisgeplaatst, hetgeen voor haar traumatisch is geweest. Momenteel verblijft [naam kind] op een groep, wat geen passende plek is voor een meisje van haar leeftijd.
De kinderrechter is van oordeel dat de huidige - onvolledige en tegenstrijdige - informatie een spoeduithuisplaatsing niet rechtvaardigt. De kinderrechter is daarom van oordeel dat een verlenging van de reeds verleende machtiging niet in het belang van [naam kind] is. De kinderrechter zal de reeds verleende spoedmachtiging, te weten tot 9 december 2021, in stand laten. Dit geeft alle betrokkenen de tijd om tot rust te komen, veiligheidsafspraken te maken en om [naam kind] gefaseerd naar huis te laten gaan, eventueel met de inzet van ambulante spoedhulp.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.