ECLI:NL:RBROT:2021:12594

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/10/616712 / JE RK 21-956
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van drie kinderen

Op 6 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. W. van der Voet, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en jeugdreclassering aanwezig waren. De kinderrechter heeft de beschikking van 25 mei 2021 in acht genomen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 9 december 2021, en het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de thuissituatie van de kinderen. De ouders zijn gestart met gesprekken met een hulpverlener van het Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en werken mee aan de hulpverlening. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt en de betrokken instanties, zoals de Reclassering en de wijkagent, zijn actief in de situatie. De kinderrechter concludeert dat de ontwikkeling van de kinderen niet langer in gevaar is en dat de ondertoezichtstelling niet gerechtvaardigd is. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 december 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/616712 / JE RK 21-956
datum uitspraak: 6 december 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2006 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2009 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2020 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 25 mei 2021, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de zijde van de GI d.d. 3 november 2021;
- het verweerschrift met bijlagen d.d. 6 december 2021 van de zijde van de advocaat van de ouders, mr. W. van der Voet.
Op 6 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak opnieuw ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. W. van der Voet,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 25 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 9 december 2021, waarbij het verzoek voor het overige is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] voor de duur van één jaar. Thans moet nog worden beslist op de resterende
zes maanden van het verzoek van de GI.
De GI handhaaft ter zitting het resterende deel van het verzoek. Er is sprake van een positieve ontwikkeling en er zijn al meerdere partijen betrokken. Zo is de reclassering betrokken, de Lelie zorggroep en Stichting MEE. Het is van belang dat de jeugdbeschermer als casusregiehouder de lopende hulpverlening zal coördineren en zal zorgen dat het blijft lopen zoals het nu loopt.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de ouders is verweer gevoerd. De thuissituatie wordt veilig genoeg geacht en daarom komt de vader ook stapsgewijs weer thuis wonen. Het Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, de Reclassering en de wijkagent zijn al betrokken. Mocht het thuis toch niet goed gaan dan biedt het arrest van het gerechtshof Den Haag de mogelijkheid dat het contact- en locatieverbod gedurende de proeftijd van 2 jaar weer kan worden ingezet. Daarnaast is er nog toezicht door de jeugdbescherming in het gezin met betrekking tot de zoon [naam 2] van de ouders.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. De ouders zouden in relatietherapie gaan, maar vanwege de lange wachtlijsten, zijn de ouders al gestart met gesprekken met [naam 3] vanuit Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. [naam 3] geeft aan positief te zijn over de voortgang. De ouders zouden volgens [naam 3] inzien waar het in het verleden misging en zij weten nu wat zij kunnen doen als zij spanning ervaren.
Er zijn met de ouders veiligheidsafspraken gemaakt en er wordt stapsgewijs gewerkt naar huis met de vader. Omtrent de kinderen zijn er vanuit school van [naam kind 1] en [naam kind 2] geen zorgen. Ook de individuele gesprekken die de ambulante hulpverlener en de jeugdbeschermer heeft gehad met de kinderen laten geen directe zorgen zien. De moeder heeft daarnaast een ambulante hulverlener voor het vinden van structuur en dit verloopt ook goed.
De kinderrechter overweegt dat op dit moment de Reclassering, de wijkagent en Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling betrokken zijn en individuele hulpverlening voor de moeder. De ouders werken positief mee aan deze hulpverlening en zij houden zich aan de gemaakte afspraken. Daarnaast is een jeugdbeschermer nog betrokken in het gezin voor een andere zoon van de ouders, zoon [naam 2], en deze ondertoezichtstelling loopt nog tot
9 juni 2022. Gelet op vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de ontwikkeling van de kinderen niet langer in die mate bedreigd wordt dat een ondertoezichtstelling nog langer gerechtvaardigd is. De kinderrechter zal daarom het verzoek voor het overige afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.