ECLI:NL:RBROT:2021:12758
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 wegens niet meewerken aan uitstroom
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres zonder vaste woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar recht op maatschappelijke opvang, zoals geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De beëindiging was gebaseerd op het feit dat eiseres niet meewerkte aan de uitstroom uit de nachtopvang. Eiseres had twee keer een aanbod voor een plaatsing in een doorstroomvoorziening geweigerd en reageerde niet op woningen buiten haar voorkeurswijken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college, terecht had besloten om de maatschappelijke opvang te beëindigen. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk meewerkte aan de doorstroming, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering om het aanbod voor de Voorburgstraat te accepteren, in combinatie met het niet zoeken naar woningen buiten haar voorkeurswijken, voldoende grond vormde voor de beëindiging van de opvang. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres niet voldoende waren om het besluit van de verweerder te weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.