ECLI:NL:RBROT:2021:12758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
ROT 20/3065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 wegens niet meewerken aan uitstroom

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres zonder vaste woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar recht op maatschappelijke opvang, zoals geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De beëindiging was gebaseerd op het feit dat eiseres niet meewerkte aan de uitstroom uit de nachtopvang. Eiseres had twee keer een aanbod voor een plaatsing in een doorstroomvoorziening geweigerd en reageerde niet op woningen buiten haar voorkeurswijken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college, terecht had besloten om de maatschappelijke opvang te beëindigen. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk meewerkte aan de doorstroming, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering om het aanbod voor de Voorburgstraat te accepteren, in combinatie met het niet zoeken naar woningen buiten haar voorkeurswijken, voldoende grond vormde voor de beëindiging van de opvang. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres niet voldoende waren om het besluit van de verweerder te weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3065

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres,

gemachtigde: mr. F.S. Jansen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. J.F. Jim.

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van eiseres op toelating tot en gebruikmaking van de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) met ingang van 13 januari 2020 beëindigd.
Bij besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiseres bij besluit van 11 juli 2019 recht op gebruikmaking van de maatschappelijke opvang die wordt geboden door het Centrum voor dienstverlening (CVD) of het Leger des Heils verleend.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres niet meewerkt aan uitstroom uit de nachtopvang. Eiseres heeft zich niet aan de met haar gemaakte afspraken gehouden. Zij heeft twee keer een plaatsing in een doorstroomvoorziening van het CVD aan de Voorburgstraat geweigerd en zij weigert te reageren op woningen buiten haar voorkeurswijken.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij wel meewerkt aan doorstroming. Zij heeft twee maal een aanbod voor de Voorburgstraat geweigerd omdat zij de huur niet zou kunnen betalen en omdat zij uit het stappenplan op de website van de Belastingdienst begreep dat zij niet in aanmerking zou komen voor huurtoeslag. Dat een hulpverlener vertelde dat zij wel in aanmerking komt voor huurtoeslag omdat anderen die ook ontvangen, woog voor eiseres niet op tegen de informatie op de website van de Belastingdienst. Eiseres had hiermee een goede reden om doorstroom naar de Voorburgstraat te weigeren. Verder voert eiseres aan dat de door verweerder gestelde weigering om te reageren op woningen buiten haar voorkeurswijken, niet de reden is waarom de opvang is beëindigd. Bovendien is eiseres wel bereid om breder te zoeken. Eiseres is van mening dat de beëindiging van de maatschappelijke opvang een disproportionele maatregel is en dat het bestreden besluit gebaseerd is op onjuiste en onvolledige feiten, onvoldoende gemotiveerd is en op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
4.1.
Op grond van artikel 2.3.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wmo 2015 beslist het college op een aanvraag van een ingezetene van Nederland om een maatwerk-voorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen.
Op grond van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden.
4.2.
Volgens artikel 2.5, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Rotterdam 2018 (de Verordening) wordt een aanvraag voor een maatwerk-voorziening of individuele voorziening ingediend door middel van ondertekening van het in artikel 2.4, tweede lid, genoemde ondersteuningsverslag waarin naast het gespreksverslag een ondersteuningsplan is opgenomen.
Volgens artikel 3.2.3, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening hanteert het college, in aanvulling op artikel 3.2.2, voor een maatwerkvoorziening het criterium dat de cliënt binnen zijn vermogen in voldoende mate meewerkt aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan en de afspraken met de aanbieder van de maatwerkvoorziening.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres door twee maal een aanbod voor de Voorburgstraat te weigeren niet heeft voldaan aan de voorwaarden die aan het recht op toelating tot en gebruikmaking van de maatschappelijke opvang zijn verbonden, zodat verweerder bevoegd was om de voorziening te beëindigen. De rechtbank acht daarnaast van belang dat, anders dan eiseres aanvoert, de afwijzing van de Voorburgstraat niet de enige beëindigingsgrond is. In het bestreden besluit staat ook dat de voorziening is beëindigd omdat eiseres niet buiten haar voorkeurswijken naar een woning heeft gezocht. Uit het ondersteuningsverslag van 30 juli 2019 blijkt dat eiseres heeft gezegd dat zij beslist niet wil wonen in een wijk die te ver weg is van het centrum van Rotterdam. Ook heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting meegedeeld niet te weten hoe breed eiseres heeft gezocht. Eiseres heeft dan ook niet gemotiveerd betwist dat zij niet buiten haar voorkeurswijken naar huisvesting heeft gezocht.
5.2.
De beroepsgronden van eiseres leiden niet tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot beëindiging van het recht op opvang. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat het CVD eiseres op 31 oktober 2019 een uitdraai heeft verstrekt van de door haar te ontvangen huurtoeslag en dat eiseres op dat moment al heeft aangegeven geenszins van plan te zijn de locatie aan de Voorburgstraat te accepteren. Als eiseres inderdaad twijfels had bij de mededeling van het CVD dat recht op huurtoeslag bestond, omdat zij dit volgens de berekeningstool op de website van de Belastingdienst niet zou hebben, had het op haar weg gelegen hier verder navraag naar te doen bij verweerder en/of de Belastingdienst. Daar komt bij dat de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft bevestigd dat het al dan niet ontvangen van huurtoeslag niet de enige reden was voor eiseres om het aanbod voor de Voorburgstraat te weigeren. Voor haar was ook van belang dat zij op de Voorburgstraat maar over één kamer zou beschikken en minder privacy zou hebben.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Dielemans-Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 november 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?