ECLI:NL:RBROT:2021:12797
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitschrijving uit de Basisregistratie Personen en de vereisten voor ambtshalve uitschrijving
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N. Talhaoui, had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om hem per 25 februari 2020 uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (brp). Dit besluit was genomen na een onderzoek naar de woonadres van eiser, dat was gestart naar aanleiding van een melding van de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 6 januari 2021.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 25 november 2021. Eiser stelde dat hij procesbelang had bij de uitspraak, omdat hij door de uitschrijving schade had geleden, zoals het verlies van toeslagen en het niet opbouwen van AOW. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij procesbelang had, ondanks dat hij inmiddels weer was ingeschreven in de brp.
De rechtbank heeft vervolgens de rechtmatigheid van de uitschrijving beoordeeld aan de hand van de voorwaarden uit de Wet Basisregistratie Personen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de uitschrijving terecht had uitgevoerd, omdat eiser niet bereikbaar was op het opgegeven adres en geen aangifte van adreswijziging had gedaan. De rechtbank oordeelde dat het adresonderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat verweerder zich op het standpunt had mogen stellen dat aan alle vereisten voor ambtshalve uitschrijving was voldaan. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.