ECLI:NL:RBROT:2021:12800

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
ROT 21/985
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op basis van medische noodzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een urgentieverklaring had aangevraagd, en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, die deze aanvraag had afgewezen. De eiser, die in een gelijkvloerse woning op de eerste etage woont, heeft de aanvraag ingediend op basis van medische noodzaak, omdat hij pijn ervaart bij het traplopen en last heeft van vocht en schimmel in zijn woning. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag door verweerder, die zich baseerde op een advies van de arts van het Team Sociaal Medische Advisering (SMA). Dit advies concludeerde dat er wel medische problematiek was, maar niet in zodanige mate dat er een dringende noodzaak tot verhuizen bestond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende procesbelang had, ondanks dat hij inmiddels was verhuisd. Eiser voerde aan dat de afwijzing van de urgentieverklaring onterecht was, omdat er wel degelijk sprake zou zijn van een medisch urgente situatie. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek door de arts van SMA zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van de arts voldoende gemotiveerd was. Eiser had geen aanvullende medische gegevens overgelegd die de juistheid van het advies konden ondermijnen.

De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had besloten om de urgentieverklaring niet toe te kennen, omdat er geen sprake was van een schrijnende situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/985

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder,

(gemachtigde: R. Codrington).

Procesverloop

In het besluit van 7 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2021 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser woont in een gelijkvloerse woning gelegen op de eerste etage, bereikbaar per trap. Hij heeft een urgentieverklaring aangevraagd op grond van medische noodzaak, omdat hij als gevolg van klachten aan zijn benen pijn ervaart wanneer hij de trap naar zijn woning op en af gaat. Daarnaast heeft hij wegens longklachten veel last van het vocht en de schimmel in zijn woning.
2. Verweerder heeft zich in het besluit gebaseerd op het advies van 31 augustus 2020 van de arts van het Team Sociaal Medische Advisering (SMA) en heeft de aanvraag om urgentie van eiser afgewezen. In het advies staat onder meer dat bij eiser wel sprake is van medische problematiek, maar niet in zodanige mate dat een dringende medische noodzaak bestaat tot verhuizen. Verweerder overweegt dat een negatief advies van het SMA in het algemeen kan gelden als een voldoende motivering voor een afwijzende beslissing en dat eiser geen medische gegevens heeft overgelegd op grond waarvan aan het advies zou moeten worden getwijfeld. Ook ziet verweerder geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule.
3. De voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
4.1
De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep, aangezien de gemachtigde van eiser op zitting heeft verklaard dat eiser inmiddels is verhuisd. Eiser stelt dat het belang erin gelegen is dat hij schade heeft geleden. Hij is er namelijk lichamelijk op achteruit gegaan doordat hij steeds moest traplopen en er is emotionele schade. Daarnaast is het belang gelegen in een vergoeding van de proceskosten in bezwaar en beroep.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat eiser voldoende procesbelang heeft. Eiser heeft in bezwaar verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van de besluitvorming, ondanks dat hij zijn geleden schade niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de aanvraag voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Eiser kan zich niet verenigen met de inhoud van het medisch advies. Er is namelijk wel sprake van een medisch urgente situatie, dit blijkt uit de medische documenten die eiser heeft overgelegd. De woning is namelijk alleen bereikbaar per trap, en eiser heeft forse beperkingen aan zijn benen, waardoor het traplopen wordt bemoeilijkt. Bovendien veroorzaakt het vocht in de woning ademhalingsproblemen en heeft eiser last van ongedierte in zijn woning.
5.2
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:570, volgt dat het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Verweerder moet zich ervan vergewissen of het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
5.3
Uit het advies van de arts van SMA blijkt dat het onderzoek heeft bestaan uit een anamnese via telefonisch consult, een oriënterend psychologisch onderzoek, het stellen van gerichte vragen en bestudering van de huisartsenbrief en de specialistenbrief. De arts heeft hierbij overwogen dat geen gericht lichamelijk onderzoek werd verricht en geen aanvullende gegevens zijn opgevraagd, omdat er voldoende gegevens via de behandelaar waren aangeleverd. De arts heeft aangegeven dat de klachten en belemmeringen die in het aanvraagformulier en tijdens het vraaggesprek zijn aangedragen bij de beoordeling zijn meegenomen. Op grond van de informatie verkregen tijdens het telefonisch spreekuur en de aangeleverde medische informatie van de orthopedisch chirurg, de huisarts en de foto van de door eiser gebruikte medicatie concludeert de arts dat bij eiser wel sprake is van medische problematiek, maar niet in die mate of ernst dat er een dringende medische noodzaak bestaat tot verhuizen. De arts acht eiser in staat tot het lopen van de trap in de toegang tot zijn woning. Het advies van de arts is daarom dat geen sprake is van een urgente situatie, waardoor eiser op zeer korte termijn (binnen drie maanden) zou moeten verhuizen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De arts heeft kennisgenomen van de medische problematiek van eiser en heeft informatie ontvangen van diens huisarts en orthopeed. Ook heeft hij toegelicht waarom bepaald onderzoek niet werd gedaan en waarom hij geen nadere informatie heeft opgevraagd. Vervolgens heeft de arts naar het oordeel van de rechtbank zijn bevindingen en conclusies inzichtelijk en voldoende gemotiveerd in zijn advies uiteengezet. Eiser heeft ook geen medische informatie overgelegd op grond waarvan aan de juistheid van het advies van de arts van SMA zou kunnen worden getwijfeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op het advies van de arts van SMA heeft mogen baseren. Op grond daarvan heeft verweerder terecht geconcludeerd dat zich geen medische noodzaak voordoet en eiser dus niet voor een urgentieverklaring in aanmerking kan komen. Dat uit het advies van de arts van SMA niet blijkt dat onderzoek is gedaan naar de longklachten van eiser doet hier niet aan af. Verweerder heeft namelijk toegelicht dat in het door de GGD opgestelde protocol voor een medische verhuisurgentie bij astma en COPD een beslisboom is opgenomen, waaruit volgt dat een medische urgentie alleen wordt afgegeven bij matige tot ernstige astma en een aangetoonde allergie voor huisstofmijten en indien gebleken is dat de woning niet meer saneerbaar is. Eiser heeft geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat bij hem sprake is van een huisstofmijtallergie, en de gemachtigde van eiser heeft op zitting verklaard ook niet over deze gegevens te beschikken.
6.1
Eiser voert aan dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. Er is sprake van een dusdanig schrijnende situatie dat het urgent krijgen van een andere woning nodig is. De algehele gezondheidssituatie en het sociale leven van eiser zijn namelijk sterk achteruitgaan.
6.2
Toepassing van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van verweerder, zodat de vraag moet worden beantwoord of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om ten aanzien van eiser de hardheidsclausule niet toe te passen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De weigering van de urgentieverklaring leidt in het geval van eiser niet tot een schrijnende situatie en er is geen sprake van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de Verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn. Uit het medisch advies en het bestreden besluit volgt immers al dat de medische beperkingen van eiser als gevolg van de klachten aan zijn benen en de longklachten niet worden aangemerkt als een medisch urgente situatie op grond waarvan een urgentieverklaring moet worden toegekend. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat zijn gezondheidssituatie en sociale leven achteruit zijn gegaan, waardoor niet is aangetoond dat sprake is van een schrijnende situatie en hij urgentie zou moeten krijgen boven de vele andere woningzoekenden.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: juridisch kader

De Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 2.3.8. Voorrang voor bezitters van een urgentie- of herhuisvestingsverklaring
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie of wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woonruimte een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, dan wel een herhuisvestingsverklaring.
2. In Bijlage I bij deze verordening is aangegeven:
a. door wie, bij wie en de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde verklaringen kunnen worden aangevraagd;
b. door wie en de gronden waarop deze verklaringen worden verstrekt;
c. de inhoud van deze verklaringen;
d. de gevolgen die deze verklaringen hebben voor de positie op de woningmarkt van de bezitter ervan.
Bijlage I: Urgentie- en herhuisvestingssysteem
Artikel 2.5 Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
(…)
Artikel 5.1. Medische noodzaak
De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en,
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.