ECLI:NL:RBROT:2021:12888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/10/629625 / FT EA 21/1506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van de schuldsaneringsregeling

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een voorlopige voorziening afgegeven in het kader van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft op 1 december 2021 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet (Fw), waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, vertegenwoordigd door Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders, het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2021 tot ontruiming van zijn woonruimte ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 10 december 2021, waarbij de spoedeisendheid van het verzoek werd aangetoond door de overgelegde documenten, waaronder een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van de ontruiming door verweerster.

De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van verzoeker en verweerster. Verzoeker heeft belang bij het kunnen blijven wonen in zijn huurwoning totdat er een beslissing is genomen op zijn verzoek tot schuldsanering, terwijl verweerster belang heeft bij de uitvoering van het ontruimingsvonnis. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen, vooral gezien het feit dat verzoeker onder beschermingsbewind staat en zijn huurtermijnen tijdig betaalt. De rechtbank heeft daarom de verzochte voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat deze alleen geldt zolang verzoeker aan zijn betalingsverplichtingen voldoet en totdat er een beslissing is genomen over zijn verzoek tot schuldsanering.

De beschikking is gegeven door mr. C.G.E. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287, vierde lid, Faillissementswet
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 10 december 2021
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
hierna: verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 1 december 2021 een verzoekschrift ex artikel 287, vierde lid Faillissementswet (hierna: Fw) ingediend waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 10 december 2021. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
- verzoeker;
- mevrouw E. de Groot, werkzaam bij Sociale Dienst Drechtsteden (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw E. Jansen-Huisman, beschermingsbewindvoerder van verzoeker;
- de heer W. Kloes, werkzaam bij Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders, namens [verweerster], gevestigd te [plaatsnaam] (hierna: verweerster),
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe [verweerster], gevestigd te [plaatsnaam], vertegenwoordigd door Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders (hierna: verweerster), te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2021 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen, totdat op het door verzoeker ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal zijn beslist.

3..De beoordeling

Voor toewijsbaarheid van het verzoek is allereerst vereist dat door verzoeker is aangetoond dat sprake is van een spoedeisende situatie.
De spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2021 tot ontruiming van zijn woonruimte heeft overgelegd. Tevens is door verzoeker een kopie van het exploot van 26 november 2021 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 2 december 2021 zal overgaan tot ontruiming van de woning. Ter zitting is gebleken dat verweerster daar slechts vanaf heeft gezien in afwachting van deze, althans een eerder verwachte, beschikking. De spoedeisendheid is daarmee naar het oordeel van de rechtbank nog voldoende actueel.
Met betrekking tot de verzochte voorlopige voorziening dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van verzoeker enerzijds en de belangen van verweerster anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat eruit dat hij in afwachting van een beslissing van deze rechtbank op het door hem ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw in zijn huurwoning kan blijven wonen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 19 december 2019 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker staat sinds 29 juli 2021 onder beschermingsbewind en de huurtermijnen worden thans tijdig en volledig betaald. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een fulltime baan.
Op grond van artikel 287 lid 7 Fw zal aan schuldhulpverlening een termijn van een maand worden geboden om het verzoekschrift ex artikel 284 Fw aan te vullen, zodat een volledige verklaring ex artikel 285 lid 1 sub f van de Fw omtrent de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling kan worden toegevoegd aan het verzoekschrift. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard alles in het werk te zullen stellen om het traject binnen die termijn af te ronden. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet op voorhand – vooruitlopend op het einde van de termijn van artikel 287 lid 7 Fw – worden vastgesteld dat het onaannemelijk is dat schuldenaar tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten, althans dat het verzoek niet-ontvankelijk zal (moeten) worden verklaard.
Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal bovendien op
12 januari 2021 – en derhalve op korte termijn – nader worden behandeld, zodat voor partijen snel duidelijkheid zal ontstaan of toepassing van de schuldsaneringsregeling in de weg zal staan aan ontruiming conform artikel 305 lid 2 Fw.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van verzoeker daarom zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. De verzochte voorziening zal worden toegewezen, waarbij in het belang van verweerster zal worden bepaald dat de voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen tijdig worden voldaan en totdat over het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal zijn geoordeeld.

4..De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt verweerster, voor de duur van deze voorziening, over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, gelegen aan het:
[adres]
[woonplaats];
- bepaalt dat de genoemde voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, dan wel de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
Deze beschikking is op 10 december 2021 gegeven door mr. C.G.E. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen