Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een voorlopige voorziening afgegeven in het kader van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker heeft op 1 december 2021 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet (Fw), waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, vertegenwoordigd door Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders, het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2021 tot ontruiming van zijn woonruimte ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 10 december 2021, waarbij de spoedeisendheid van het verzoek werd aangetoond door de overgelegde documenten, waaronder een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van de ontruiming door verweerster.
De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van verzoeker en verweerster. Verzoeker heeft belang bij het kunnen blijven wonen in zijn huurwoning totdat er een beslissing is genomen op zijn verzoek tot schuldsanering, terwijl verweerster belang heeft bij de uitvoering van het ontruimingsvonnis. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen, vooral gezien het feit dat verzoeker onder beschermingsbewind staat en zijn huurtermijnen tijdig betaalt. De rechtbank heeft daarom de verzochte voorlopige voorziening toegewezen, met de voorwaarde dat deze alleen geldt zolang verzoeker aan zijn betalingsverplichtingen voldoet en totdat er een beslissing is genomen over zijn verzoek tot schuldsanering.
De beschikking is gegeven door mr. C.G.E. Prenger, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.