ECLI:NL:RBROT:2021:12902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
ROT 21/6124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Humanitaire noodzaak voor hoogtechnologisch draagmoederschap en verstrekking laissez-passer

Op 16 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een geregistreerd partnerschap dat op 28 augustus 2020 is gehuwd, hebben een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort voor hun pasgeboren zoon, die is geboren uit een Oekraïense draagmoeder. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat de identiteit en de Nederlandse nationaliteit van het kind niet konden worden vastgesteld. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening, waarbij zij de zitting vanuit Kiev bijwoonden via videoverbinding.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een humanitaire noodzaak om het kind met de verzoekers naar Nederland te laten reizen. De rechter droeg de verweerder op om een laissez-passer te verstrekken, zodat het kind naar Nederland kan reizen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalde dat de verweerder het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekers diende te vergoeden, evenals de proceskosten van € 1.496,-. De voorzieningenrechter overwoog dat het in het belang van het kind was om niet in Oekraïne te blijven totdat de juridische procedures in Nederland waren afgerond, en dat het kind recht heeft om bij zijn ouders te leven en verzorgd te worden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een humane benadering in zaken van draagmoederschap en de rechten van kinderen, zoals vastgelegd in het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekers aannemelijk hebben gemaakt dat zij de biologische ouders zijn en dat de draagmoeder haar rechten heeft afgestaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6124

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 december 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [plaats] , verzoekers,

hierna ook afzonderlijk aan te duiden als ‘ [verzoeker 1] ’ en ‘ [verzoeker 2] ’,
gemachtigde: mr. M.Q.M. Mosk,
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde]

Procesverloop

Met het besluit van 1 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers meegedeeld dat hun aanvraag voor een Nederlands paspoort voor hun zoon niet in behandeling wordt genomen.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en ook een verzoekschrift ingediend voor een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigden van partijen zijn verschenen. Verzoekers hebben de zitting vanuit Kiev bijgewoond via een video-verbinding.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 16 december 2021 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • draagt verweerder op om uiterlijk 20 december 2021 een nooddocument
(laissez-passer) te verstrekken ten behoeve van [naam kind] op grond waarvan hij naar Nederland kan reizen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. Verzoekers zijn op 24 februari 2016 een geregistreerd partnerschap aangegaan en zij zijn op 28 augustus 2020 met elkaar gehuwd. Zij hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. Uit hun relatie is op 18 mei 2016 een dochter geboren. Op 26 november 2021 hebben zij bij de Nederlandse ambassade in Kiev (Oekraïne) een aanvraag voor een reisdocument ingediend voor [naam kind] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum kind] 2021 uit een Oekraïense draagmoeder door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap. Verzoekers en de draagmoeder hebben een draagmoederschapsovereenkomst gesloten. Op de Oekraïense geboorteakte staan verzoekers als de ouders van [naam kind] vermeld. Verzoekers verblijven op dit moment met hun dochter en met [naam kind] in Kiev in een huurappartement. Verzoekers hebben meegedeeld dat zij het appartement op 18 december 2021 moeten verlaten, dat [verzoeker 1] per januari 2022 in Nederland zijn werk dient te hervatten en dat de dochter leerplichtig is en weer naar school moet.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers medegedeeld dat hun aanvraag niet in behandeling kan worden genomen, omdat de identiteit en de Nederlandse nationaliteit van [naam kind] niet kan worden vastgesteld. Naar Nederlands recht is de vrouw uit wie het kind is geboren de moeder, zelfs als het genetisch materiaal afkomstig is van de wensouders. De draagmoeder wordt gezien als de juridische moeder van [naam kind] . Een geboorteakte waarin [verzoeker 2] als moeder is opgenomen, is volgens verweerder in strijd met de Nederlandse openbare orde. Een Nederlandse rechter dient een draagmoederschapsconstructie te beoordelen omdat hiervoor in Nederland nog geen wettelijk kader is vastgesteld.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet en de Beleidsregels verstrekking laissez-passers op grond van de Paspoortwet kan een laissez-passer worden verstrekt als sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen en als de aanvrager heeft aangetoond bij aankomst in Nederland rechtmatig te kunnen verblijven.
4. Naar Nederlands recht staat [naam kind] in familierechtelijke betrekking tot de draagmoeder en de draagmoeder heeft het eenhoofdig gezag over hem. De draagmoeder in kwestie heeft toestemming gegeven om [naam kind] door [verzoeker 1] te laten erkennen als zijn vader en zij heeft zich bereid verklaard om te doen wat nodig is om te bewerkstelligen dat verzoekers de juridische ouders van [naam kind] worden. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat een verzoek van [verzoeker 1] om [naam kind] te erkennen zal worden toegewezen. Bij een toekenning zal [naam kind] de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. Aannemelijk is ook dat [verzoeker 1] dan met het gezag over [naam kind] zal worden belast. Mede in het licht van het bovenstaande is het niet in het belang van [naam kind] om de uitkomst van de daarop betrekking hebbende procedures die in Nederland gevoerd moeten worden, in Oekraïne af te wachten. Temeer niet nu de draagmoeder van al haar rechten heeft afgezien en zij niet voor [naam kind] zal zorgen. De draagmoeder staat naar Oekraïens recht niet in familierechtelijke betrekking tot [naam kind] . Van verzoekers kan in redelijkheid ook niet worden gevergd dat zij in Oekraïne blijven totdat de Nederlandse rechter het erkenningsverzoek heeft behandeld en de vader met het gezag heeft belast. Het is onwenselijk [naam kind] alleen in Oekraïne achter te laten.
5. Voorts volgt uit de artikelen 3, 7, 9 en 10 van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) dat [naam kind] het recht heeft om bij zijn ouders te leven en door hen te worden verzorgd. De voorzieningenrechter heeft gelet op de ingediende stukken geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van verzoekers dat zij de (biologische) ouders zijn.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een humanitaire noodzaak om [naam kind] met verzoekers naar Nederland te laten reizen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening op deze grond toe, zoals hiervoor is opgenomen.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1). De verzochte advocaatkosten van € 3.112,73, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht daarin niet voorziet en de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheden ziet om hier van af te wijken.
Deze uitspraak is op 16 december 2021 in het openbaar gedaan door mr. T.M.J. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.