In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021, hebben de eiseressen, [eiseres A] en [eiseres B], vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde], wegens het niet nakomen van huurovereenkomsten. De eiseressen hebben bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2021 de gedaagde aangesproken op zijn betalingsverplichtingen, waarbij zij een totaalbedrag van € 4.790,43 van [eiseres A] en € 18.391,49 van [eiseres B] vorderen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft geen conclusie van antwoord ingediend en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de eiseressen.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseressen toegewezen, aangezien deze niet zijn weersproken. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is en heeft de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.111,52 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van de eiseressen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde afgewezen.