In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een kinderopvangorganisatie, en een gedaagde, een ouder van een kind dat gebruik maakte van de opvang. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 2.865,42, dat bestond uit onbetaalde ouderbijdragen en bijkomende kosten. De gedaagde had een plaatsingsovereenkomst gesloten met de eiseres, maar had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, ondanks meerdere aanmaningen van de eiseres. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigde hoofdsom van € 2.565,68 niet heeft betwist en heeft deze vordering toegewezen. Daarnaast is de wettelijke rente over het bedrag vanaf 1 juli 2020 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 461,70. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres zijn vastgesteld op € 1.066,60. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.