ECLI:NL:RBROT:2021:12983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9381987 \ CV EXPL 21-26666
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaald loon door Ziggo B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een vordering van Ziggo B.V. tegen een gedaagde, die in persoon procedeert. Ziggo vorderde de terugbetaling van een bedrag van € 631,30, dat onverschuldigd aan de gedaagde was betaald na beëindiging van diens dienstverband op 16 oktober 2020. De gedaagde had in oktober 2020 nog salaris ontvangen voor de gehele maand, terwijl het dienstverband eerder was geëindigd. Ziggo had de gedaagde op 17 december 2020 geïnformeerd over de onterecht betaalde som en een factuur gestuurd voor het teveel betaalde bedrag van € 541,54. De gedaagde voerde als verweer aan dat zij niet op de hoogte was van de fout en dat zij in financiële problemen verkeerde door de coronacrisis.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks haar onwetendheid, gehouden was het onverschuldigd betaalde bedrag terug te betalen. De rechter stelde vast dat het salaris over de periode na de uitdiensttreding onterecht was betaald en dat de gedaagde op de hoogte had kunnen zijn van de fout door de ontvangen correspondentie. De vordering van Ziggo werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Ziggo werden vastgesteld op € 609,15 aan verschotten en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9381987 \ CV EXPL 21-26666
uitspraak: 17 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ziggo B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 29 juli 2021,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats [woonplaats] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als Ziggo respectievelijk [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[gedaagde] is tot 16 oktober 2020 bij Ziggo in dienst geweest.
2.2
Ziggo heeft het salaris over de gehele maand oktober 2020 aan [gedaagde] uitbetaald.
2.3
[gedaagde] had bij uitdiensttreding nog 12,24 verlofuren ter waarde van € 44,78 tegoed.
2.4
Op 17 december 2020 heeft Ziggo aan [gedaagde] een brief gestuurd. De inhoud van die brief luidt als volgt:
“(…)
Hierbij ontvang jij je salarisstrook van december 2020 met hierop een vordering van € 541,54.
Deze vordering is het gevolg van een uitdiensttreding met terugwerkende kracht. Je uitdiensttreding per 16 oktober 2020 is verwerkt nadat het salaris van oktober 2020 was verwerkt. Hierdoor heb je in oktober nog salaris gehad over de hele maand oktober in plaats van tot de datum van uitdiensttreding. Het salaris dat teveel is betaald, is ingehouden.
Hiervoor ontvang je op korte termijn een factuur van de afdeling Speciality Billing.
(…)”
2.5
Ziggo heeft [gedaagde] op 21 december 2020 een factuur van € 541,54 toegestuurd met het verzoek deze factuur binnen 30 dagen te betalen.
2.6
[gedaagde] is in de periode 21 januari 2021 tot en met 12 april 2021 door Ziggo, Bos Incasso en de gemachtigde van Ziggo tot betaling gemaand.

3..De vordering

3.1
Ziggo vordert bij dagvaarding om [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 631,30 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 over een bedrag van € 541,54 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, inclusief het salaris voor de gemachtigde.
3.2
Ziggo heeft - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] met ingang van 17 oktober 2020 uit dienst is getreden, maar dat het salaris over de hele maand oktober 2020 aan haar is uitbetaald.
Het salaris over de periode van 17 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2021 bedraagt € 586,32. [gedaagde] had op 17 oktober 2020 nog een tegoed van 12,24 verlofuren ter waarde van € 44,78. Ziggo heeft dit bedrag verrekend met het te veel betaalde salaris.
Ziggo heeft het bedrag van € 541,54 onverschuldigd aan [gedaagde] betaald en vordert dit bedrag aan hoofdsom.
Zij maakt op grond van artikel 6:119 BW aanspraak op de wettelijke rente die, berekend vanaf de dag van verzuim tot 22 juli 2021, € 8,53 bedraagt.
Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW vordert zij een bedrag van € 81,23 aan buitengerechtelijke incassokosten.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat zij niet wist dat zij te veel geld uitbetaald had gekregen. Het is een fout van Ziggo. [gedaagde] heeft zichzelf nooit in geldproblemen willen brengen. Zij is een uitwonende studente en het is een zware tijd voor haar geweest vanwege de coronacrisis en de omstandigheid dat er weinig werk was te vinden. [gedaagde] hoopt op een oplossing voor de onderhavige kwestie.

5..De beoordeling

5.1
Vast staat dat Ziggo het loon over de maand oktober 2020 aan [gedaagde] heeft uitbetaald. Voorts staat vast dat het dienstverband met ingang van 17 oktober 2020 is geëindigd. Daarmee is de rechtsgrond voor de betaling van het loon over de periode 17 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 van € 586,32 komen te vervallen. Dit maakt dat het loon over die periode onverschuldigd is betaald.
5.2
Het verweer dat [gedaagde] niet wist van het onverschuldigd aan haar betaalde bedrag treft geen doel. In de eerste plaats ontslaat dit haar niet van haar betalingsverplichting jegens Ziggo. Daarnaast had [gedaagde] van het onverschuldigd betaalde bedrag op de hoogte kunnen zijn door de inhoud van de aan haar gestuurde correspondentie, waarvan zij de ontvangst niet heeft betwist. Zo had zij op de loonstrook over de maand oktober 2020 kunnen zien dat het loon over de hele maand oktober 2020 was uitbetaald. Daarnaast heeft Ziggo [gedaagde] in haar brief van 17 december 2020 uitgelegd dat er te veel loon is uitbetaald. Verder is [gedaagde] in de periode januari 2021 tot en met april 2021 meerdere malen tot betaling van het onverschuldigd betaalde bedrag gemaand. [gedaagde] is op grond van artikel 6:203 BW gehouden om het onverschuldigd betaalde bedrag van € 586,32, verminderd met het tegoed aan verlofdagen van € 44,78 terug te betalen. Het bedrag van
€ 541,54, zal dan ook worden toegewezen.
5.3
De wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
5.4
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen omdat met het versturen van de brief van 8 maart 2021, die bij dagvaarding als productie 7 is overgelegd, is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW en het gevorderde bedrag van € 81,23 in overeenstemming is met de staffel bij het Besluit vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten.
5.5
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van Ziggo tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 609,15 aan verschotten (waarvan
€ 507,00 ziet op het griffierecht en € 102,15 op de dagvaardingskosten) en € 248,00 (2 punten van € 124,00 per punt) aan salaris voor de gemachtigde.
5.6
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zij graag tot een oplossing komt in de onderhavige kwestie. De kantonrechter is, gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW, echter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Ziggo. Uiteraard staat het [gedaagde] vrij aan de hand van dit vonnis met de gemachtigde van Ziggo in overleg te treden over het treffen van een betalingsregeling.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Ziggo tegen kwijting te betalen een bedrag van € 631,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 over een bedrag van € 541,54 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ziggo vastgesteld op € 609,15 aan verschotten en € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426