ECLI:NL:RBROT:2021:1301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/10/608972 / JE RK 20-3334
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige en relatieve competentie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd bij beschikking van 3 februari 2020 en liep tot 3 februari 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 1 december 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader van [naam kind] het gezag uitoefent en dat [naam kind] bij hem woont. Dit heeft geleid tot een vraag over de relatieve competentie van de rechtbank, aangezien de vader in het arrondissement van de rechtbank Overijssel woont.

De kinderrechter heeft echter geconstateerd dat alle belanghebbenden, waaronder de vader, hebben ingestemd met de behandeling van het verzoek door de rechtbank Rotterdam. Hierdoor heeft de rechtbank Rotterdam de bevoegdheid om het verzoek te behandelen. Na beoordeling van de ingediende stukken en het verzoek van de GI, heeft de kinderrechter geoordeeld dat voldaan is aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft vervolgens besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 3 februari 2022 en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 3 februari 2021. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/608972 / JE RK 20-3334
datum uitspraak: 20 januari 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 1 december 2020, ingekomen bij de griffie op
1 december 2020,
- de e-mail van de GI van 9 december 2020, ingekomen bij de griffie op 9 december 2020.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de vader. [naam kind] woont bij de vader.

Bij beschikking van 3 februari 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 3 februari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam kind] voor de duur van één jaar. De GI verzoekt om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Overijssel, locatie Almelo.

De beoordeling

Allereerst wenst de kinderrechter ten aanzien van de bevoegdheid het volgende op te merken: Op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechter van de woonplaats van de minderjarige of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarige, bevoegd om van het onderhavig verzoek kennis te nemen. In gevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek is de woonplaats van de minderjarigen dezelfde als de woonplaats van degene die het gezag over de minderjarigen uitoefent.
De vader oefent het gezag over de minderjarige uit. Aangezien de vader woonachtig is in het arrondissement van de rechtbank Overijssel, is de rechtbank Rotterdam in beginsel onbevoegd. Uit de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ambtshalve ingewonnen informatie blijkt dat alle belanghebbenden hebben ingestemd met een behandeling van het verzoek van de GI door de rechtbank Rotterdam. De kinderrechter oordeelt om die reden dat de rechtbank Rotterdam en mitsdien de kinderrechter in die rechtbank bevoegd is om over het verzoek te oordelen.
Uit de overgelegde stukken volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en dat alle belanghebbenden hebben ingestemd met het verzoek van de GI. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 3 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2021. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.