ECLI:NL:RBROT:2021:13088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
C/10/628613 / KG ZA 21-979
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet in kort geding over de beëindiging van een agentuurovereenkomst en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen ND Instituut B.V. (NDI) en EIN Enterprise Ltd. (EIN). NDI had EIN per e-mail op 30 juni 2020 de agentuurovereenkomst opgezegd, met een beëindiging per 2 januari 2021. EIN betwistte de opzegging en stelde dat de overeenkomst voor vijf jaar was aangegaan zonder mogelijkheid tot tussentijdse opzegging. NDI vorderde in conventie onder andere een verbod voor EIN om zich als reseller of vertegenwoordiger van NDI op te stellen, en om het gebruik van de handelsnaam en het beeldmerk van NDI te staken. De rechtbank oordeelde dat de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig was en dat de overeenkomst per 2 januari 2021 was geëindigd. De vorderingen van NDI werden toegewezen, en het verstekvonnis van 23 september 2021 werd bekrachtigd. In reconventie vorderde EIN nakoming van de overeenkomst, maar deze vordering werd afgewezen omdat de overeenkomst inmiddels was geëindigd. EIN werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de conventie als de reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/628613 / KG ZA 21-979
Vonnis in verzet in kort geding van 24 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ND INSTITUUT B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. H.A.A. Voermans te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar het recht van de Verenigde Arabische Emiraten
EIN ENTERPRISE LTD.,
gevestigd te Dubai,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. T.G.L.M. Meevis te Eindhoven.
Partijen worden hierna NDI en EIN genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 2 juli 2021, met 8 producties;
  • de mondelinge behandeling op 22 september 2021;
  • het onder zaaknummer C/10/618552 / KG ZA 21-377 gewezen verstekvonnis van
23 september 2021;
  • de verzetdagvaarding van 17 november 2021;
  • de 31 producties van EIN;
  • het verweerschrift in conventie en in reconventie, met 6 producties van NDI;
  • de producties 7 en 8 en de aanvulling op productie 2 van NDI;
  • de mondelinge behandeling op 10 december 2021;
  • de pleitnota van NDI;
  • de pleitnota van EIN.
1.2.
Ter zitting heeft EIN bezwaar gemaakt tegen indiening van de producties 7, 8 en de aanvulling op productie 2 van NDI, omdat die producties niet binnen de termijn van 24 uur vóór de zitting zijn ingediend. Dit, niet tijdens de mondelinge behandeling beoordeelde, bezwaar wordt verworpen. Producties 7 en 8 zijn beperkt van omvang (ieder twee pagina’s) en de aanvulling op productie 2 bevat e-mailcorrespondentie tussen partijen, waarvan de inhoud bekend bij EIN moet zijn. De aard en omvang van de stukken vormen evenmin een beletsel voor EIN om daarvan ter zitting kennis te nemen en daarop adequaat te reageren, zodat de producties worden geaccepteerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
NDI is een bedrijf dat wereldwijd adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering, vooral op het gebied van het stimuleren van duurzaamheid. Zij hanteert daarbij het zogenaamde GSES-systeem en het GSES-platform. Het GSES-systeem biedt een wereldwijd geldende standaard voor het meten van bedrijven en organisaties voor wat betreft hun duurzaam en circulair ondernemen. Via distributeurs / agenten werft NDI wereldwijd leden om deel te nemen aan het GSES-platform. De leden betalen een jaarlijkse contributie aan NDI.
2.2.
Op 7 oktober 2019 heeft NDI met EIN een ‘Reference Partnership Agreement’ (hierna: de Overeenkomst) gesloten waarin EIN wordt aangeduid als Reference Partner. Op 11 februari 2020 hebben partijen wijzigingen op de Overeenkomst vastgelegd in een amendement. In de Overeenkomst is, na de wijzigingen ingevolge het amendement en voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
FORMATION OF PARTNERSHIP
The agreed activities consist of:
1.
REFERENCE ACTIVITIES, namely: the Reference Partner refers the GSES standard, the GSES System and Full Memberships to its own member organizations and/or its network.

2..ENDORSEMENT AND PROMOTION ACTIVITIES, namely, the Reference Partner shall:

a. mention and endorse the GSES System on its website;
b. announce the endorsement of and cooperation with NDI & GSES in a joint press release, which is coordinated with NDI in advance;
c. actively promote GSES Full Memberships;
d. distribute the Reference Link to the GSES Platform among its members and/or in its network, by its usual communication channels.

(…)

4. This agreement is entered into for the specific period of 5 years. After this period this agreement is automatically renewed per year for a fixed period of 12 months, unless one of the parties terminates this agreement with due observance of 6 months prior notice.

(…)

8. NDI guarantees its affiliates will abide by all obligations of NDI under this Reference Partnership Agreement, as if they were NDI.

(…)

3..FINANCIAL MATTERS

1.
NDI is obliged to pay a Reference Fee to the Reference Partner for every new Full Member that has joined the GSES Platform as a paying member during the term of the underlying Agreement, and
if that took place through the direct intervention of the Reference Partner, or
if the Full Member is based in the Gulf Countries (UAE, Saudi Arabia, Oman, Kuwait, Bahrain and Qatar), or
the Full Member has registered after a direct of indirect request of a procurement department of a company or government in the Gulf Countries, or after the referral from any existing Full Member connected to this Reference Partnership Agreement, or
if the Full Member is mentioned in Attachment 4, which may be augmented from time to time.
2.
The Reference Fee to be paid by the GSES to the Reference Partner amounts to a contribution fee, if the new member has fulfilled its payment obligations. The exact Reference partner contribution fees are mentioned in Attachment 3.

(…)

13. (…) NDI commits to forward the client subscription details to the Reference Partner, per immediately, and never later than 48 hours after subscription. If a client subject to this Reference Partnership Agreement registers otherwise, it will still be included in the agreement.

(…)

5..COMMITMENTS

1. Commitments GSES:

a. (…)
f. GSES will exclusively work through the Reference Partner and will not sell direct, and will not appoint other sales channels, resellers and commercial agents in the region of the Reference Partner, which contains the Gulf Countries (UAE, Saudi Arabia, Oman, Kuwait, Bahrain and Qatar).
NDI will exclusively work through the Reference Partner and not deal direct – or through other channels with any entity/person in the mentioned Gulf Countries. This is explicitly valid for all products, services and relationships NDI has developed to date or will develop in the future.
NDI will copy the Reference Partner to each communication to any entity/person in the mentioned Gulf Countries and to any client included in this Reference Partnership Agreement, and will abide by reasonable instructions of the Reference Partner for such communication.
(…)
ATTACHMENT 3
Reference Fee is equal to fifty percent (50%) of the Price List contribution fees.
(…)
NDI and Reference Partner agree to partner on a special project for Dubai Expo2020 for the sale of GSES-system licences and for the development of new IP and possibly a new customized standard, which may be identified as RISE standard, Dubai Ecolabel or otherwise. All clients emerging from this development will be part of this Reference Partnership Agreement, irrespective of their country or establishment or origin. Contract party towards Dubai Expo2020 will be the Reference Partner.
(…)”
2.3.
Bij e-mail van 30 juni 2020 heeft NDI aan EIN medegedeeld de Overeenkomst schriftelijk op te zeggen. Nadat EIN te kennen heeft gegeven dat de Overeenkomst niet opzegbaar is, heeft NDI per e-mail van 2 juli 2020 aan EIN bericht:
“Nogmaals: wij zeggen het contract op. We zullen ons netjes aan de 6 maanden opzegtermijn houden. Dus per 2 januari 2021 is het contract definitief ontbonden.”
2.4.
EIN heeft niet ingestemd met deze opzegging.

3..Het geschil in conventie

3.1.
NDI vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een en ander voor zolang er in de bodemprocedure niet anders definitief zal zijn beslist:
I. EIN te bevelen het gebruik van de handelsnaam GSES, al dan niet in combinatie met de woorden “platform” of “systeem” en het gebruik van het beeldmerk / logo van NDI met betrekking tot GSES binnen 24 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding, respectievelijk per dag of gedeelte van een dag dat EIN nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,00, of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
II. EIN te gebieden om zich te onthouden – zowel direct als indirect – van enige gedraging waarbij de schijn wordt gewekt dat zij nog bevoegd is om als reseller / vertegenwoordiger / reference partner of in welke andere hoedanigheid dan ook van NDI op te treden zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding respectievelijk per dag of gedeelte van een dag dat EIN nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,00, of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
III. EIN te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Het verweer van EIN strekt ertoe haar te ontheffen van de veroordeling die tegen haar is uitgesproken bij verstekvonnis van 23 september 2021 tussen NDI als eiseres en EIN als gedaagde, met afwijzing van de vorderingen van NDI en met veroordeling van NDI in de kosten en nakosten van dit verzet, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
EIN vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. NDI te bevelen om uitsluitend via de referentiepartner EIN te werken en niet rechtstreeks – of via andere kanalen – zaken te doen met enige entiteit / persoon in de Golfstaten en elke overige entiteit / persoon die voor EIN relevant is uit hoofde van de Reference Partnership Agreement en het daarbij horende Amendement. Dit geldt uitdrukkelijk voor alle producten, diensten en relaties die NDI tot dusver heeft ontwikkeld of in de toekomst zal ontwikkelen, zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 per gebeurtenis met een maximum van € 500.000,00, of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
II. NDI te bevelen om EIN een kopie sturen van elke communicatie aan elke entiteit / persoon in de genoemde Golfstaten en aan elke overige entiteit / persoon die voor EIN relevant is uit hoofde van de Reference Partnership Agreement en het daarbij horende Amendement, en zich te houden aan redelijke instructies van EIN voor dergelijke communicatie, zulks op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 per gebeurtenis met een maximum van € 200.000,00, of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
III. NDI te bevelen:
  • i) om met EIN samen te werken aan Expo2020 voor de verkoop van GSES-systeemlicenties, voor de ontwikkeling van nieuwe IP en mogelijk een nieuwe aangepaste standaard, die kan worden geïdentificeerd als RISE-norm, Dubai Ecolabel of anderszins. Alle klanten die uit deze ontwikkeling voortkomen, zullen deel uitmaken van de Reference Partnership Agreement, ongeacht hun land van vestiging of herkomst, en
  • ii) om vanaf heden EIN in te kopiëren in alle projectcommunicatie, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per gebeurtenis dat NDI nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 500.000,00, of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
IV. NDI te bevelen om de volledige projectadministratie inclusief overeenkomsten met Expo2020, lijsten van contactpersonen van paviljoens, toeleveranciers en partners van de Expo2020 en het management van het project en alle gevoerde communicatie binnen één week na betekening van het te dezen te wijzen vonnis over te dragen aan EIN, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per niet opgegeven contact van paviljoens, toeleveranciers en partners, met een maximum van € 100.000,00 of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen en een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat NDI nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,00 of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen voor het niet volledig overdragen van de projectadministratie;
V. NDI te bevelen zich te houden aan de garantie dat de verwante ondernemingen zich zullen houden aan alle verplichtingen van NDI onder de Reference Partnership Agreement en het daarbij behorende Amendement, alsof zij NDI waren, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat NDI nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 100.000,00 of een zodanig bedrag door de voorzieningenrechter te bepalen;
VI. NDI te veroordelen in de kosten en nakosten van dit verzet, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Het verweer van NDI strekt ertoe EIN niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans om die vorderingen af te wijzen, met veroordeling van NDI in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
NDI stelt dat de Overeenkomst per 2 januari 2021 is geëindigd en dat zij er een groot belang bij heeft dat EIN zich in haar uitingen, hoe en waar dan ook, niet langer uitgeeft als reseller of reference van NDI en/of het GSES-systeem, zodat NDI nieuwe agenten c.q. reference partners kan aanstellen en op dit punt duidelijkheid kan verstrekken aan derden. EIN maakt volgens NDI inbreuk op de handelsnaam, het beeldmerk en het logo van NDI met betrekking tot GSES. De gevraagde voorzieningen strekken ertoe een einde te maken aan die onrechtmatige handelingen. Daarmee is het spoedeisend belang van NDI bij haar vorderingen voldoende gegeven.
5.2.
NDI legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij de Overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, beëindigd dan wel heeft ontbonden tegen 2 januari 2021, omdat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die zodanig ernstig zijn dat EIN naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de instandhouding van de Overeenkomst niet mag verwachten (artikel 6:258 en 6:248 BW). Zij verwijst in dat kader naar het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 1988 (ECLI:NL:HR:1988:AD0483).
Daarnaast is EIN toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst. Voor zover er sprake is van een agentuurovereenkomst meent NDI dat deze tekortkomingen een dringende reden opleveren op grond waarvan van NDI niet kan worden gevergd de Overeenkomst in stand te laten.
5.3.
EIN stelt zich op het standpunt dat NDI de Overeenkomst onrechtmatig heeft opgezegd, nu deze is aangegaan voor 5 jaar en geen mogelijkheid tot tussentijdse opzegging bevat. Partijen zijn daarom nog gebonden aan de Overeenkomst. Zij betwist dat zij wanprestatie heeft gepleegd. Zij heeft juist alle inspanningen verricht, en een goede basis gelegd, om, nog gedurende de looptijd van de Overeenkomst, van GSES een succes te maken. Zij heeft alleen meer tijd nodig en NDI heeft die mogelijkheid weggenomen door de Overeenkomst voortijdig te beëindigen. Daardoor lijdt zij schade. EIN betwist dat de Overeenkomst is aan te merken als een agentuurovereenkomst.
5.4.
Geoordeeld wordt als volgt.
5.5.
De door NDI gestelde onvoorziene omstandigheden komen er in feite op neer dat EIN volgens NDI wanprestatie heeft gepleegd. NDI stelt daartoe dat EIN tot op heden geen enkele klant (Full Member) heeft aangebracht, dat zij weigert de NDA (een aparte geheimhoudingsverklaring) te tekenen, dat zij te weinig inspanningen heeft verricht om bekendheid te geven aan het GSES-platform en dat EIN niet duidelijk is in haar communicatie. EIN heeft de door haar zelf gewekte verwachtingen niet waargemaakt, aldus NDI.
In het arrest van 21 oktober 1988, waar NDI naar verwijst, heeft de Hoge Raad overwogen dat een voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst waarin tussentijdse opzegbaarheid niet is bedongen (zoals hier aan de orde), slechts eenzijdig door opzegging kan worden beëindigd op grond van onvoorziene omstandigheden die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten. Daarbij heeft de Hoge Raad echter bepaald dat een wanprestatie van voldoende betekenis grond kan opleveren om de overeenkomst door de rechter te laten ontbinden en dat er geen reden is waarom wanprestatie daarnaast – en ook buiten de voor ontbinding door de rechter in aanmerking komende gevallen – grond zou opleveren voor beëindiging van de overeenkomst door opzegging. Dit betekent dat wanprestatie op zichzelf geen onvoorziene omstandigheid kan vormen die een eenzijdige opzegging van een overeenkomst voor bepaalde tijd rechtvaardigt. Het beroep van NDI op artikel 6:258 en 6:248 BW kan derhalve niet slagen.
5.6.
Voor het antwoord op de vraag of NDI de Overeenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden wegens wanprestatie, moet eerst worden vastgesteld wat voor overeenkomst partijen hebben gesloten. De Overeenkomst strekt ertoe dat NDI (als principaal) aan EIN (als agent) opdraagt om voor bepaalde tijd en tegen beloning (Reference Fee) bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen de klant (Full Member) en NDI te bemiddelen. Daarmee vertoont de Overeenkomst de kenmerken van een agentuurovereenkomst in de zin van artikel 7:428 BW. De stelling van EIN dat er vanwege het ‘partnership karakter’ geen sprake is van een agentuurovereenkomst is niet juist. Dat partijen met elkaar samenwerken past juist bij het karakter van een agentuurovereenkomst, waarin de agent (EIN) zich niet in een ondergeschikte positie bevindt ten opzichte van de principaal (NDI).
De wettelijke regeling van de agentuurovereenkomst bevat veel dwingendrechtelijke bepalingen (neergelegd in artikel 7:445 BW) en heeft als belangrijk doel de bescherming van de handelsagent als zwakkere partij. Artikel 7:440 lid 1 BW bepaalt dat iedere partij de kantonrechter kan verzoeken de agentuurovereenkomst te ontbinden op grond van (a.) dringende redenen in de zin van artikel 7:439 lid 2 BW of (b.) verandering in de omstandigheden die zodanig van aard zijn dat de billijkheid eist dat aan de overeenkomst dadelijk of na korte tijd een einde wordt gemaakt. Deze dwingendrechtelijke bepaling brengt met zich dat NDI alleen op grond van die twee redenen de agentuurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden. Beide gronden bevatten een element van spoedeisendheid. Er moet sprake moet zijn van omstandigheden die rechtvaardigen dat de overeenkomst tussen partijen onmiddellijk of na korte tijd eindigt.
In dit geval heeft NDI op 30 juni en 2 juli 2020 per e-mail de Overeenkomst opgezegd tegen 2 januari 2021, dus een half jaar later. Dat op zichzelf geeft al voldoende aan dat er aan de kant van NDI geen dringende grond is voor ontbinding van de Overeenkomst. Reeds om die reden gaat het beroep van NDI op buitengerechtelijke ontbinding niet op.
5.7.
Bij de agentuurovereenkomst (ook die voor bepaalde tijd) geldt dat een vroegtijdige opzegging door een partij de overeenkomst desalniettemin doet eindigen.
De agentuur eindigt − zo volgt uit artikel 7:439 lid 1 BW – op het moment waartegen is opgezegd, ongeacht of die opzegging nietig, vernietigbaar of onregelmatig is. Wel is de partij die de overeenkomst beëindigt zonder eerbiediging van haar duur en zonder inachtneming van de wettelijke of overeengekomen opzegtermijn en zonder dat de wederpartij daarin toestemt, schadeplichtig, tenzij de opzeggende partij de overeenkomst heeft doen eindigen om een dringende reden. Dat betekent dat de opzegging van de Overeenkomst door NDI effect heeft gesorteerd en dat de Overeenkomst per 2 januari 2021 is geëindigd. Zonder een overeenkomst met NDI is het EIN niet toegestaan om in haar bedrijfsvoering gebruik te maken van de handelsnaam, het beeldmerk of het logo met betrekking tot GSES of aan derden de schijn te wekken dat zij namens NDI optreedt. De vorderingen in conventie zijn dan ook toewijsbaar.
5.8.
Het verstekvonnis van 23 september 2021 wordt op grond van het vorenstaande bekrachtigd.
5.9.
EIN wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure veroordeeld. De kosten aan de zijde van NDI worden begroot op € 1.016,00 aan salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
EIN vordert in reconventie (kort gezegd) nakoming van de Overeenkomst door NDI. Zij doet daartoe een beroep op lid 8 onder ‘Formation of Partnership’, artikelen 3.13 en 5.1.f en ‘Attachment 3’ van de Overeenkomst.
6.2.
In conventie is overwogen dat de Overeenkomst per 2 januari 2021 geëindigd als gevolg van de opzegging daarvan door NDI. Dat breng met zich dat e vordering in reconventie voor afwijzing gereed ligt.
6.3.
De vraag of NDI met de opzegging van de Overeenkomst schadeplichtig is geworden jegens EIN en, zo ja, wat die schade dan concreet is, wordt onbesproken gelaten, omdat er geen schade wordt gevorderd.
6.4.
EIN wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van NDI worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 × tarief € 1.016,00) aan salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
bekrachtigt het verstekvonnis dat tussen partijen is gewezen op 23 september 2021 in de zaak met zaak-/rolnummer C/10/618552 / KG ZA 21-377;
7.2.
veroordeelt EIN in de proceskosten, aan de zijde van NDI tot op heden begroot op € 1.016,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de zevende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
7.4.
wijst de vorderingen af;
7.5.
veroordeelt EIN in de proceskosten, aan de zijde van NDI tot op heden begroot op € 508,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de zevende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.6.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2021.
2091 / 2009