ECLI:NL:RBROT:2021:13162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/10/624391 / JE RK 21-2303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 december 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. [naam kind] is geboren op [geboortedatum kind] in [geboorteplaats kind] en verblijft momenteel in een pleeggezin. De moeder, [naam moeder], woont in [woonplaats moeder] en heeft het ouderlijk gezag over [naam kind]. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) als belanghebbende aangemerkt. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat er zorgen zijn over de gezondheid van de moeder en haar emotionele en fysieke beschikbaarheid voor [naam kind].

Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder betrokken is bij de zorg voor [naam kind] en dat er een hulpverleningsplan is opgesteld. De moeder is bezig met het vinden van een rolstoelgeschikte woning en heeft ondersteuning van Vivenz. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen zorgen zijn over de band tussen de moeder en [naam kind], maar dat de moeder wel moet blijven meewerken aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 11 februari 2022, omdat dit noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 december 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/624391 / JE RK 21-2303
datum uitspraak: 20 december 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam pleegmoeder], hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam pleegvader], hierna te noemen de pleegvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 september 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een briefrapportage met bijlagen van de GI van 8 december 2021, ingekomen bij de griffie op 10 december 2021.
Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. F.G.T. Meershoek en door een tolk in de taal Papiaments, te
weten [naam 1],
- de pleegvader,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 2].
Bijzondere toegang is verleend aan [naam 3], begeleidster van de moeder en werkzaam bij Vivenz.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 9 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
11 februari 2022.
Bij beschikking van 25 juni 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 september 2021.
Bij beschikking van 16 september 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 december 2021 en is de beslissing voor het overig verzochte aangehouden.

Het (aangehouden) verzoek van de GI

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn zorgen over de gezondheid van de moeder en de gevoelens van stress die zij ervaart. Sinds ongeveer vijf weken is Vivenz bij de moeder betrokken. Deze stichting zal haar opvoedondersteuning bieden en kan ook medische zorg voor de moeder inzetten. Er zijn geen zorgen over haar rol als moeder. De moeder is erg betrokken bij [naam kind] en haar andere zoon [naam 4]. Vanwege het terugplaatsingstraject zullen zij tijdens de kerstvakantie extra dagen bij de moeder zijn. Voor [naam kind] is kinderopvang nodig. Daar staat de moeder ook voor open. Op 22 december 2021 zal de moeder een huurcontract voor een woning voor een proefperiode van een jaar tekenen. Vervolgens zal zij deze woning betrekken. Als de hulpverlening voor de moeder is gestart en positief verloopt, zal [naam kind] uiterlijk op de afloopdatum van de verzochte verlenging van de machtiging uithuisplaatsing bij de moeder worden teruggeplaatst, al dan niet gelijktijdig met [naam 4]. Als [naam kind] eerder naar de moeder terug kan, dan zal hij eerder worden teruggeplaatst.

De standpunten

Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om de duur van de machtiging uithuisplaatsing te beperken en het verzoek voor het overige af te wijzen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
Er is een hulpverleningsplan opgesteld. Binnen afzienbare tijd zal de moeder haar woning betrekken. Daarmee zal over twee dagen aan de praktische voorwaarde van een passende woning worden voldaan. Daar komt bij dat [naam kind] al drie hele dagen per week bij de moeder verblijft en dit verloopt positief. Een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor een kortere periode geeft een signaal af aan de GI dat de terugplaatsing zo spoedig mogelijk dient te worden gerealiseerd en is voor de moeder de geruststelling dat [naam kind] op zeer korte termijn bij haar wordt teruggeplaatst.
De pleegvader heeft ter zitting het volgende verklaard.
Het terugplaatsingstraject is intensief en heeft impact op [naam kind] en het pleeggezin. Het is in het belang van [naam kind] dat een terugplaatsing bij de moeder zorgvuldig zal plaatsvinden. Het pleeggezin zorgt graag voor [naam kind], maar de huidige situatie vraagt veel van hen en zij kunnen dat niet veel langer meer op deze wijze volhouden. Het pleeggezin heeft daarom behoefte aan duidelijkheid over wanneer [naam kind] bij de moeder kan worden teruggeplaatst. Het pleeggezin heeft aangeboden om de moeder te helpen bij haar verhuizing en is bereid tot ondersteuning in de opvang van [naam kind] in de weekenden.
Desgevraagd heeft [naam 3] van Vivenz het volgende verklaard.
De komende periode zal zij gedurende zes uren op drie verschillende dagen in de week de moeder begeleiden en opvoedondersteuning bieden. Een voorwaarde bij het huurcontract voor de woning is dat de moeder een jaar lang begeleiding thuis zal behouden. Het sociaal wijkteam heeft gezorgd voor een diabetes verpleegkundige.
De moeder is liefdevol naar [naam kind], zij houdt hem in de gaten. Sinds kort houdt de moeder haar suikerspiegel beter in de gaten, waarvoor zij een alarm kan krijgen. Ook haar zelfzorg is verbeterd. [naam 3] is nauw betrokken bij de moeder en zal dat de komende tijd ook blijven. Indien blijkt dat meer begeleiding in de thuissituatie nodig is, dan kan dat worden ingezet.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] uit huis is geplaatst vanwege het ontbreken van een rolstoelgeschikte woning voor de moeder. Uit de briefrapportage van de GI is echter gebleken dat er ook zorgen zijn over de emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder voor [naam kind]. In de afgelopen periode is de moeder niet altijd behandeltrouw geweest in het opvolgen van de adviezen van medisch specialisten. Daardoor is haar bloedsuikerspiegel een aantal keren ontregeld geraakt en is zij in het ziekenhuis opgenomen. Ook het geamputeerde onderbeen van de moeder is een complicatie in de zorg voor [naam kind].
In de afgelopen periode heeft de GI een hulpverleningsplan opgesteld zodat de moeder, op het moment dat zij beschikt over een rolstoelgeschikte woning en alle noodzakelijke hulpverlening is ingezet en positief verloopt, de zorg en opvoeding voor [naam kind] weer op zich kan nemen. Tijdens de zitting is door de GI toegelicht dat de moeder op 22 december 2021 een huurcontract voor een proefperiode van een jaar zal tekenen, waarna zij haar woning zal kunnen betrekken. Ook zullen [naam kind] en zijn broer tijdens de kerstvakantie extra dagen bij de moeder verblijven. [naam kind] verblijft momenteel al drie dagen per week bij de moeder. Het uitgangspunt van de jeugdbeschermer is dat [naam kind] zo snel mogelijk maar in ieder geval voor afloop van de ondertoezichtstelling bij de moeder wordt teruggeplaatst. Het blijft wel in het belang van [naam kind] dat de moeder in het kader van de ondertoezichtstelling mee blijft werken aan de hulpverlening en dat zij de adviezen van medisch specialisten opvolgt.
Gelet op het voorgaande bestaat bij de kinderrechter geen twijfel dat de jeugdbeschermer [naam kind] bij de moeder zal terugplaatsen zodra dat verantwoord is. Er zijn immers geen zorgen over de liefdevolle band tussen [naam kind] en zijn moeder en over haar opvoedvaardigheden. Gelet hierop ziet de kinderrechter geen aanleiding om de machtiging in duur te beperken, zoals namens de moeder door haar advocaat is verzocht.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Daarom zal het verzoek voor de door de GI verzochte periode worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 11 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.