Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 22 oktober 2021, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het faxbericht van 16 november 2021 van de zijde van [persoon A] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A], eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie, en de besloten vennootschap STAFFHOUSING B.V., gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie. De procedure betreft een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en schadevergoeding, waarbij [persoon A] stelt dat er sprake is van slecht huurderschap en oneerlijke handelspraktijken door STAFFHOUSING. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] heeft afgezien van bewijslevering inzake de overlast, waardoor niet is komen vast te staan dat er sprake is van slecht huurderschap. De vorderingen van [persoon A] tot ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding zijn afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat de stellingen van [persoon A] onvoldoende zijn onderbouwd. Ook de meer subsidiaire vorderingen, waaronder die op basis van bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling, zijn afgewezen. De kantonrechter concludeert dat STAFFHOUSING niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat er geen grond is voor vernietiging van de huurovereenkomst. De vordering tot herroeping of ontbinding van de overeenkomst op afstand is eveneens afgewezen, evenals de vordering tot opzegging van de overeenkomst. De proceskosten worden aan [persoon A] opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.