In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van twee kinderen, hierna te noemen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ouders van de kinderen, [naam moeder] en [naam vader], exerceren het ouderlijk gezag. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis. Eerder, op 26 oktober 2021, was er al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 7 januari 2022 zou vervallen. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van een jaar, maar dit verzoek is aangehouden.
De kinderrechter heeft besloten om, met instemming van de partijen, de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode van een maand te verlengen, tot 7 februari 2022. Dit besluit werd genomen omdat de behandeling van het aangehouden verzoek niet voor de vervaldatum van de huidige machtiging kon plaatsvinden, gezien de verhindering van de advocaat van de moeder, mr. J.P.M. Castelein. De kinderrechter heeft ook bepaald dat er een zitting zal plaatsvinden op 11 januari 2022, waar de GI, de belanghebbenden, de bijzondere curatoren en de advocaten van de ouders aanwezig moeten zijn.
De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.A.J. de Nijs en is in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De procedure voor hoger beroep moet via een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof Den Haag.