ECLI:NL:RBROT:2021:13195

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
C/10/630141 / JE RK 21-3236 en C/10/630797 / JE RK 21-3355
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De vader van [voornaam minderjarige] had verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij onder andere vroeg om [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter heeft daarom besloten om [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor een termijn van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen.

De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat hij niet gerechtigd is om een dergelijk verzoek te doen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader die gedaan zijn bij wijze van voorlopige voorziening afgewezen, aangezien de voorlopige ondertoezichtstelling reeds is uitgesproken. De kinderrechter heeft het verzoek van de vader om een ondertoezichtstelling aanhouden in afwachting van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op een later moment. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/630141 / JE RK 21-3236 en C/10/630797 / JE RK 21-3355
datum uitspraak: 22 december 2021

beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. A.C.M. van Lieshout, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
en

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam stiefmoeder minderjarige] ,

hierna te noemen de partner van de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 10 december 2021, ingekomen bij de griffie op 13 december 2021;
- het e-mailbericht met pleitnota van mr. A.C.M. van Lieshout van 17 december 2021;
- het e-mailbericht van mr. H. Devkinandan, advocaat van de moeder in de kort geding-
procedure, van 21 december 2021;
- het mondelinge verzoek van de Raad van 22 december 2021, gevolgd door het verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 22 december 2021.
Op 22 december 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de vader,
- de moeder,
- de partner van de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] .
[voornaam minderjarige] is uitgenodigd voor een kindgesprek, maar niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige] verblijft op de crisisopvang De Opper.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/630141:
De vader verzoekt (kort gezegd):
Bij wijze van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden;
 de Raad te gelasten (verder) onderzoek te doen naar de vraag of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is voor [voornaam minderjarige] en de rechtbank in de hoofdzaak hierover te adviseren door middel van overlegging van een raadsrapport.
In de hoofdzaak:
 [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar;
 een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor [voornaam minderjarige] voor de duur van drie maanden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/630797:
De Raad heeft ter zitting de voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van drie maanden. Tevens heeft de Raad ter zitting een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van drie maanden.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek van de Raad. Dit was het idee achter zijn eigen verzoek. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel bij De Opper, maar moet daar weg. Er wordt momenteel geprobeerd haar plaats bij De Opper te rekken zodat zij vervolgens ter overbrugging terecht kan bij Prokino.
De moeder is het eens met het verzoek van de Raad, maar had liever gezien dat er veel eerder actie was ondernomen. De moeder ziet in dat [voornaam minderjarige] hulpverlening nodig heeft.

De beoordeling

Uit het mondelinge verzoek van de Raad en de door de vader overgelegde stukken voorafgaand aan de zitting blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam minderjarige] weg te nemen. [voornaam minderjarige] zal daarom voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).
[voornaam minderjarige] verblijft momenteel bij De Opper. Met het uitspreken van een voorlopige ondertoezichtstelling is het noodzakelijk dat tevens een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, nu [voornaam minderjarige] niet bij de gezaghebbende vader verblijft. Gebleken is dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [voornaam minderjarige] op een open jeugdinstelling verblijft. Dit kan zowel een plaatsing bij De Opper als bij Prokino zijn.
De kinderrechter stelt vast dat de belanghebbende (en informanten) reeds in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te geven op het verzoek van de Raad. Enkel [voornaam minderjarige] zal nog in de gelegenheid worden gesteld om haar mening te geven op hierna te noemen datum.
De kinderrechter constateert dat met het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing de vader geen belang meer heeft bij zijn verzoeken gedaan bij wijze van voorlopige voorziening. Immers een voorlopige ondertoezichtstelling is reeds uitgesproken en daarmee is de Raad gehouden onderzoek te doen naar de vraag of er een kinderbeschermingsmaatregel nodig is voor [voornaam minderjarige] en hierover te rapporteren. De kinderrechter wijst deze verzoeken daarom af.
De kinderrechter verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, nu de vader niet gerechtigd is een dergelijk verzoek te doen op grond van artikel 1:265b, eerste en tweede lid BW.
De kinderrechter houdt het verzoek van de vader om een ondertoezichtstelling te verlenen aan in afwachting van het onderzoek van de Raad. Indien de Raad na zijn onderzoek een ondertoezichtstelling verzoekt, zal onderhavig verzoek van de vader gelijktijdig worden behandeld met het verzoek van de vader. Indien de Raad na zijn onderzoek niet overgaat tot een verzoek tot ondertoezichtstelling, zal het verzoek van de vader apart ter zitting worden behandeld.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 22 december 2021 tot 22 maart 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 22 december 2021 tot 22 maart 2022.
verklaart de beslissing tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de verzoeken van de vader die hij bij wijze van voorlopige voorziening heeft gedaan;
verklaart het verzoek van de vader met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing niet-ontvankelijk;
houdt het verzoek van de vader met betrekking tot een ondertoezichtstelling aan tot
1 maart 2022 pro forma, in afwachting van het onderzoek van de Raad;
bepaalt dat [voornaam minderjarige] in de gelegenheid wordt gesteld haar mening te geven op
30 december 2021 om 11.00 uur, in het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125.
[voornaam minderjarige] zal worden gehoord door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.