ECLI:NL:RBROT:2021:1322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
ROT 21/645
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening woningsluiting op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een woningsluiting. Verzoeker, een huurder van een woning in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam, dat hem opdroeg de woning te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet. De burgemeester had op 28 januari 2021 besloten tot sluiting van de woning, nadat bij een doorzoeking op 11 november 2020 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen, waaronder 1.335 gram lean, 76 XTC-pillen en 18,9 gram methamfetamine. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting, stellende dat de drugs bestemd waren voor een verjaardagsfeestje dat niet doorging vanwege coronamaatregelen. Hij voerde aan dat er geen handel vanuit de woning plaatsvond en dat een waarschuwing voldoende zou zijn geweest.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De rechter concludeerde dat de aangetroffen hoeveelheid drugs een ernstige overtreding vormde, die de sluiting rechtvaardigde. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat de woning zich in een kwetsbare wijk bevond en dat de aanwezigheid van drugs in de woning een risico voor de openbare orde met zich meebracht. De rechter verwierp ook de argumenten van verzoeker over de evenredigheid van de sluiting, waarbij hij stelde dat de gevolgen voor verzoeker niet zwaarder wogen dan de noodzaak om op te treden tegen drugscriminaliteit. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd bleef.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/645
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 februari 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. P.W.E. Ros,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. R.N. van Duivenvoorde,
Als derde-partij is aangemerkt:
Stichting Woonstad Rotterdam, te Rotterdam.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 28 januari 2021 (het bestreden besluit) waarbij aan hem op de voet van artikel 13b van de Opiumwet is opgedragen de woning aan de [adres] in Rotterdam (de woning) binnen één week af te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet. Als verzoeker niet aan die opdracht voldoet zal verweerder overgaan tot sluiting van de woning. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd de woningsluiting te schorsen, in afwachting van de afhandeling van zijn bezwaarschrift. Verweerder heeft toegezegd deze uitspraak af te wachten.
Het onderzoek heeft telefonisch – via skype – plaatsgevonden op 9 februari 2021.
Verzoeker en zijn gemachtigde zijn gehoord. Verder zijn de gemachtigde van verweerder en [naam persoon A] , werkzaam bij de Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam, gehoord. De derde-partij heeft zich met bericht afgemeld.

Overwegingen

Inleiding
1. Een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter neemt in deze zaak een spoedeisend belang aan.
2. Verzoeker is huurder van de woning. Derde-partij is de verhuurder. Op
11 november 2020 zijn bij een doorzoeking van de woning naar aanleiding van een anonieme melding onder meer aangetroffen:
GOEDEREN BVH Goednummer Gewicht
MDMA (flesjes) [beslagnummer 1] 34 stuks
XTC pillen [beslagnummer 2] 76 stuks
Amfetamine [beslagnummer 3] 20,9 gram
Kamagra pillen [beslagnummer 4] 44 stuks
Viagra pillen [beslagnummer 5] 750 stuks
Kamagra pillen [beslagnummer 6] 44 stuks
Kamagra pillen [beslagnummer 7] 232 stuks
Vidalista pillen [beslagnummer 8] 80 stuks
Kamagra poeders [beslagnummer 9] 156 stuks
Cenforce pillen [beslagnummer 10] 150 stuks
Uit onderzoek van de afdeling Forensische Opsporing bleek op 12 november 2020 het volgende:
BVH Goednummer Gewicht SIN monster Resultaat
[beslagnummer 1] 1335 gram [SIN-nummer 1] wordt nader onderzocht
[beslagnummer 2] 35,9 gram [SIN-nummer 2] MDMA
[beslagnummer 3] 18,9 gram [SIN-nummer 3] Meth-amfetamine
De vloeistof in de flesjes heeft de uiterlijke kenmerken van lean. Dat bevat codeïne en codeïne staat op lijst I van de Opiumwet.
Dit alles blijkt uit een bestuurlijke rapportage van 11 november 2020 van de politie (de bestuurlijke rapportage). Bij brief van 23 december 2020 heeft verweerder verzoeker een voornemen tot sluiting van zijn woning gestuurd. Bij brief van 6 januari 2021 heeft verzoeker op het voornemen gereageerd. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaarschrift van verzoeker kans van slagen heeft. Hij/zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over de zaak. Als deze zaak, nadat verweerder een beslissing op het bezwaar van verzoeker heeft genomen, in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter niet te volgen.
4. Verzoeker betwist niet dat de hiervoor onder 1 vermelde drugs in zijn woning zijn aangetroffen en dat verweerder om die reden bevoegd was om tot woningsluiting over te gaan. Verzoeker stelt dat de noodzaak voor sluiting van de woning er niet is omdat er geen handel vanuit de woning was. De in de woning aangetroffen drugs waren volgens verzoeker bestemd voor zijn verjaardagsfeestje op 10 oktober 2020 dat vanwege de coronabeperkingen niet kon doorgaan. Hij heeft ter nadere onderbouwing van dit standpunt verklaringen van vrienden overgelegd. Verder stelt verzoeker dat hier met een waarschuwing volstaan had kunnen worden en dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te pakken. Hij zou door de sluiting zijn woning verliezen en hij heeft geen mogelijkheid ergens anders te verblijven. Verder heeft verzoeker (medische) stukken overgelegd die volgens hem zijn zwakke gezondheid onderbouwen.
Bevoegdheid
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs in een woning het in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. In de woning is een handelshoeveelheid aangetroffen van 34 flesjes met in totaal 1.335 gram lean, 76 XTC-pillen (= 35,9 gram MDMA) en 18,9 gram Meth-amfetamine. Dat is totaal 1.389,8 gram. Dat is ook niet in geschil. Het gaat hier om een hoeveelheid harddrugs die de gebruikers-hoeveelheid zeer ruim overschrijdt. Verweerder heeft zich dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een handels-hoeveelheid die bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs kan als een ernstig geval worden aangemerkt, waardoor verweerder ook bij een eerste constatering hiervan aan artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid tot sluiting van een woning kan ontlenen (zie de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1174). Dat volgens verzoeker de woning niet bekend staat als drugspand, doet aan die bevoegdheid niet af (zie de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388).
Voor zover verzoeker met zijn stelling dat hij de drugs had gekocht voor zijn (op 10 oktober 2020 geplande maar in verband met de lockdown afgeblazen) verjaardagsfeestje toch bedoelt te zeggen dat de bevoegdheid ontbreekt omdat de aangetroffen drugs waren bestemd voor eigen gebruik, gaat dat niet op alleen al gezien de ruime overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid. Dat de drugs voor het verjaardagsfeestje met 15 tot 20 uitgenodigde personen vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk alleen al gezien de hoeveelheid drugs die zijn aangetroffen. Verzoeker wijst op zeven schriftelijke verklaringen van vrienden over het (voorgenomen) gebruik van de door hem aangekochte drugs op het verjaarsfeestje, wat zij volgens de verklaring van verzoeker ter zitting zouden hebben gehoord van de persoon van wie verzoeker de drugs had gekocht, maar deze verklaringen van horen zeggen leggen daartegen onvoldoende gewicht in de schaal.
Noodzaak
6.1
Als de bevoegdheid tot woningsluiting in beginsel aanwezig is, is vervolgens de vraag aan de orde of verweerder gelet op de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. In dat kader dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
6.2
Verzoeker voert aan dat de noodzakelijkheid ontbreekt. De drugs waren ten behoeve van zijn op 10 oktober 2020 geplande verjaardagsfeestje gekocht voor zijn vrienden; hij gebruikt zelf niet. Vanwege de lockdown kon het feestje niet doorgaan. Er is niets vanuit de woning verkocht. Er is geen aanloop naar de woning. Ook heeft verzoeker verklaringen van buren overgelegd waaruit volgens hem zou blijken dat er geen sprake is van overlast.
6.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de hoeveelheid aangetroffen drugs sprake is van een ernstig geval, waardoor sluiting van de woning aangewezen was. De aangetroffen hoeveelheid ligt ruim boven de grens van 0,5 gram harddrugs voor eigen gebruik. Ook ligt de woning onbetwist in een wijk die op het gebied van veiligheid onder het Rotterdamse gemiddelde scoort. Of er daadwerkelijk in of vanuit de woning wordt gehandeld is hierbij niet van belang omdat het in bezit hebben van een dergelijke hoeveelheid impliceert dat men hiermee handelt of kan handelen of dat de woning een rol van enige omvang in het drugscircuit speelt. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat er ook een anonieme melding was gedaan en dat er dus blijkbaar bekend was dat er drugs in de woning aanwezig waren. Dit blijkt ook uit de stelling van verzoeker dat hij er vanuit gaat dat deze melding is gedaan door mensen die teleurgesteld waren omdat zij niet voor het verjaardagsfeestje waren uitgenodigd. Overigens duiden de in de woning (in de doos met Viagra- en aanverwachte pillen) gevonden attributen als weegschaal en gripzakjes op drugshandel. De andersluidende verklaring die verzoeker voor de aanwezigheid van die attributen geeft vindt de voorzieningenrechter gezien alle overige feiten en omstandigheden niet aannemelijk.
Een zichtbare sluiting van een woning in een kwetsbare wijk is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid. Bij grote hoeveelheden (hard)drugs moet overlast voor de omgeving als een gegeven worden beschouwd. Dat buren hebben verklaard geen overlast te hebben ondervonden, maakt dat niet anders.
Evenredigheid
7.1
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat de gevolgen van de woningsluiting niet evenredig zijn. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat met een minder middel zoals een waarschuwing had kunnen worden volstaan. Verder heeft verzoeker medische informatie overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij een (zeer)kwetsbare gezondheid heeft.
7.2
Het betoog van verzoeker dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de wets-geschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet door de woning onmiddellijk te sluiten en dat een waarschuwing gegeven had moeten worden, slaagt niet. Uit jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388) blijkt dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet weliswaar volgt dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan en dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel, maar dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt, waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat in deze zaak sprake is van een ernstig geval dat onmiddellijke sluiting rechtvaardigt, gelet op de grote hoeveelheid (verschillende soorten) drugs en de overige spullen (weegschaal, gripzakjes en grote hoeveelheid geneesmiddelen) die zijn aangetroffen in de woning. Daarbij kan niet gezegd worden dat verzoeker helemaal niets valt te verwijten. Hij heeft de drugs welbewust in zijn woning gebracht en bewaard. Dat er, naar verzoeker stelt, bij een bezoek van de politie aan de woning op 13 januari 2021 geen drugs zijn aangetroffen en dat hij voortaan geen drugs meer in de woning zal hebben, doet niets af aan het feit dat er op 11 november 2020 een grote hoeveelheid drugs is aangetroffen en ook niet aan het verwijt dat verzoeker daarvan valt te maken.
7.3
Het gevolg van de woningsluiting is dat verzoeker de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid om van woningsluiting af te zien. Dat kan anders zijn als verzoeker een specifieke binding met de woning zelf heeft, bijvoorbeeld vanwege een medische situatie. Uit wat verzoeker heeft aangevoerd, kan niet worden opgemaakt dat hij specifiek aan deze woning is gebonden. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat een woning die gelijkvloers is, wel wenselijk zal zijn voor verzoeker in verband met zijn hart- en knieklachten, maar dat niet is gebleken dat hij daarom van deze specifieke woning afhankelijk is. Tijdens de skypezitting kwam naar voren dat verzoeker wel trap kan lopen omdat hij vanuit de gezamenlijke hal van het gebouw waarin zijn woning is gelegen een trap van 15 treden moet betreden om in zijn woning te komen en dat hij zo ook feitelijk in de woning komt. Dat verzoekers hartrevalidatie specifiek in of vanuit de woning moet plaatsvinden is niet gesteld of gebleken. Verder is tijdens de skypezitting betoogd dat verzoekers medische situatie ook gelet op de kou en het coronavirus zou kunnen verslechteren. De voorzieningenrechter ziet niet in dat de situatie voor verzoeker anders is dan voor andere personen. De (vries-)kou is inmiddels geweken zodat verweerder daarmee geen rekening heeft hoeven houden. Verder heeft de voorzieningenrechter partijen tijdens de zitting informatie van de website van de Hartstichting voorgehouden. Volgens die informatie kan iedereen besmet raken met het coronavirus en hebben mensen met hart- en vaatziekten hier géén grotere kans op; wel verloopt bij sommige mensen de ziekte ernstiger dan bij anderen. Dat verzoeker in vervangende woonruimte of opvang een grotere kans heeft om corona op te lopen, kan dus niet zonder meer worden aangenomen. Daarbij gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat bij opvang van verzoeker de coronamaatregelen in acht zullen worden genomen. De voorzieningenrechter ziet daarom in de medische klachten geen aanknopingspunten om de woningsluiting niet evenredig te achten.
7.4
Verzoeker heeft nog aangevoerd dat hij door de woningsluiting dakloos zal worden. Hij heeft geen contact met familie en heeft geen vriendin. Hij heeft vrienden tevergeefs gevraagd om onderdak. Hierin heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om van woningsluiting af te zien. Verweerder heeft verzoeker gewezen op de mogelijkheid om zich zo nodig voor opvang te melden bij Centraal Onthaal, mocht er geen opvang mogelijk zijn binnen zijn eigen kring.
Slotsom
8. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 23 februari 2021.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.