ECLI:NL:RBROT:2021:1322
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening woningsluiting op basis van Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een woningsluiting. Verzoeker, een huurder van een woning in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam, dat hem opdroeg de woning te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet. De burgemeester had op 28 januari 2021 besloten tot sluiting van de woning, nadat bij een doorzoeking op 11 november 2020 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen, waaronder 1.335 gram lean, 76 XTC-pillen en 18,9 gram methamfetamine. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting, stellende dat de drugs bestemd waren voor een verjaardagsfeestje dat niet doorging vanwege coronamaatregelen. Hij voerde aan dat er geen handel vanuit de woning plaatsvond en dat een waarschuwing voldoende zou zijn geweest.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De rechter concludeerde dat de aangetroffen hoeveelheid drugs een ernstige overtreding vormde, die de sluiting rechtvaardigde. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat de woning zich in een kwetsbare wijk bevond en dat de aanwezigheid van drugs in de woning een risico voor de openbare orde met zich meebracht. De rechter verwierp ook de argumenten van verzoeker over de evenredigheid van de sluiting, waarbij hij stelde dat de gevolgen voor verzoeker niet zwaarder wogen dan de noodzaak om op te treden tegen drugscriminaliteit. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd bleef.