ECLI:NL:RBROT:2021:13223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/10/606257 / HA ZA 20-1008
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in het kader van een projectovereenkomst voor civiele werkzaamheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Croonwolter & Dros B.V. (CWD) en een nog niet genoemde gedaagde partij, in het kader van een projectovereenkomst voor civiele werkzaamheden. De zaak betreft de verzakking van een damwandconstructie die plaatsvond tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. CWD vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, stellende dat deze toerekenbaar tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De gedaagde partij verweerde zich door te stellen dat de verzakking niet aan haar kon worden toegerekend, en dat de oorzaak lag in onjuiste sonderingsgegevens die door CWD waren verstrekt. De rechtbank heeft de vorderingen van CWD afgewezen, oordelend dat de gedaagde partij niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de door CWD verstrekte informatie niet correct was. In reconventie heeft de gedaagde partij een vordering ingesteld voor onvoorziene kosten, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat CWD verantwoordelijk was voor de juistheid van de sonderingsgegevens en dat de gedaagde partij niet tekort was geschoten in haar verplichtingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een aannemingsovereenkomst en de noodzaak voor correcte informatievoorziening.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/606257 / HA ZA 20-1008
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CROONWOLTER & DROS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.G.B.J. Wijkamp te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Smith te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CWD en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 oktober 2020,
  • de akte overleggen producties van CWD,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie,
  • de akte producties bij de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie,
  • de brieven van de rechtbank van 24 december 2020 en 22 maart 2021,waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 26 april 2021 en informatie is verstrekt over die behandeling,
  • de akte, met producties van [naam gedaagde],
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overleggen producties,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 26 april 2021,
  • de spreekaantekeningen van mrs. Wijkamp en Smith,
de door [naam gedaagde] ter zitting overgelegde productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1.
CWD is een ingenieursbureau dat zich bezig houdt met technische dienstverlening. CWD is onderdeel van TBI Holdings B.V (hierna: TBI). [naam gedaagde] is een bouwbedrijf dat actief is in de sectoren woning- en utiliteitsbouw, verbouwing en renovatie, civiele techniek, funderingsherstel en kelderbouw.
2.2.
Op 29 augustus 2016 heeft Eneco Solar, Bio & Hydro B.V. (hierna: Eneco) eenofferte aanvraag voor het project “Plaatsing warmtebuffer WKC Oostpolder” in de markt gezet. Het project bestaat uit drie disciplines, te weten civiele werkzaamheden, installatiewerkzaamheden en projectmanagement.
2.3.
In een e-mail van 13 september 2016 heeft ([naam 1] (hierna: [naam 1]) van) CWD aan [naam gedaagde] verzocht haar een bindende offerte te doen toekomen voor levering en/of werkzaamheden in het terrein ten behoeve van het vervangen van de ondergrondse warmtebuffer (civiele werkzaamheden). Bij deze e-mail waren de volgende bijlagen gevoegd:
  • het Programma van Eisen van Eneco (hierna: het programma van eisen);
  • de inkoopvoorwaarden van CWD;
  • de isometrische tekening van het bestaande leidingwerk;
  • een tekening van de bestaande warmtebuffer;
  • het principe schema;
  • de sondering.
2.4.
Naar aanleiding van een vraag van [naam 2] (hierna: [naam 2]) van) [naam gedaagde] over de kwaliteit van de grond heeft ([naam 3] (hierna: [naam 3]) van) CWD het grondrapport Mos Grondmechanica als bijlage bij een e-mail van 16 september 2016 aan [naam gedaagde] doen toekomen.
2.5.
In een e-mail van 21 september 2016 van ([naam 1] van) CWD aan ([naam 2] van) [naam gedaagde] staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“In de bijlage een overzicht van de posten zoals wij de prijzen moeten specificeren.
Ik heb aangekruist de posten welke voor jullie van toepassing zijn. Graag ook zo de offerte splitsen.”
De volgende posten zijn aangekruist:
4. Bouwplaatskosten (bouwhekken, bouwborden, aanvullende veiligheids- en
verkeersmaatregelen tbv de omgeving);
9. Vergunningen (indien benodigd);
10. Civiele werkzaamheden voorafgaand uittakelen tank;
11. Civiele werkzaamheden na plaatsen tank;
12. Afvoeren schone grond (indien benodigd);
13. Herstellen bovenlaag (groenvoorziening, trottoir).
2.6.
Op 29 september 2016 heeft [naam gedaagde] bij CWD een aangepaste offerte ingediend. De inhoud van deze offerte luidt als volgt:
“(…)
Onderstaande werkzaamheden kunnen wij voor u uitvoeren voor de prijs van€ 47.725,00 excl. BTW.
Prijsspecificatie conform bestek:
Post 4 Bouwplaatskosten € 7.417,00
Post 9 Vergunningen € 575,00
Post 10 Civiele werkzaamheden voor uittakelen tank € 18.670,50
Post 11 Civiele werkzaamheden na uittakelen tank € 18.187,50
Post 12 Afvoeren 50 mᵌ schone grond € 1.437,50
Post 13 Herstellen bovenlaag € 1.437,50
De werkzaamheden omvatten:

Bouwplaatskosten, zoals rijplaten, bouwhekken, keet, toilet, verkeersmaatregelen.

Vergunningen t.b.v. bronnering.

Lokaliseren kabels en leidingen.

Leveren, aanbrengen en verwijderen van een damwand t.b.v. inkalven sleuf.

Plaatsen voorziening tegen inkalven sleuf.

Ontgraven bestaande tank.

Grondwerk t.b.v. nieuwe tank tot 5,5, meter -/- maaiveld.

Grond in depot zetten naast het werk.

Toepassen van een bronnering inclusief lozingspunt en lozingskosten, 4 weken ca 15 mᵌ / uur.

Toepassen zand + drainage onderin bouwput.

Ontgravingen t.b.v. de nieuwe tank.

Overtollige grond afvoeren en storten.

Aanvullen tank met grond uit depot.

Herstellen tegelpad.

Herstellen grasmat.
Niet bij de prijs inbegrepen:

Verwijderen en afvoeren bestaande tank.

Plaatsen nieuwe tank.
De prijs is gebaseerd op het programma van eisen, de grondrapportage en de afgegeven sondering.
(…)”
2.7.
Op 15 februari 2017 is tussen Eneco en CWD de projectovereenkomst “Plaatsing warmtebuffer WCK Oostpolder” tot stand gekomen. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden van Eneco (AIV 12-01), inclusief wijzigingen daarvan en de Aanvullende Voorwaarden Werken (AVW 12-01), inclusief wijzigingen daarvan van toepassing.
2.8.
Nadat [naam gedaagde] op verzoek van CWD de prijs voor de door haar te verrichten werkzaamheden had aangepast tot een bedrag van € 45.765,00 exclusief BTW, heeft ([naam 4] van) CWD de opdracht bevestigd aan ([naam 2] van) [naam gedaagde] per e-mail van 5 mei 2017 (productie 17 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie: hierna productie 17).
In de opdrachtbevestiging staat het volgende:
“De werkzaamheden omvatten:
1e fase
Inrichten werkterrein
Proefsleuven graven
Afzetting omleiding fiets/voetpad
Verwijderen straat trottoir en parkeerbox
Vrijgraven en ophangen gasleiding
Plaatsen bronnering
Plaatsen stalen damwand lang 13 meter met enkel stempelraam conform bijlage.
2e fase:.
Ontgraven huidige tank
Uitkomende grond opslaan op werkterrein
Ontgraven tbv nieuwe tank
Aanbrengen zandbed
Aanvullen nieuwe tank met ontgraven zand
Afvoeren overtollige grond op basis van bodemonderzoek Mol ingenieursbureau 22-04-2016.
3e fase:
Sleuven leidingwerk dichtmaken
Tegelwerk en parkeerterrein dichtstraten
Afvoeren hekwerken e.d.
Leveren en inzaaien gras.
(…)
Niet bij de prijs inbegrepen zijn:
  • Stroom 380 V en water
  • Overige niet genoemde voorzieningen aan kabels en leidingen.
  • Opstelkeuringen en trillingen meten
  • Vergunningen (de bronnering wordt wel door ons gemeld bij het waterschap)
  • Lozingskosten (verwachten wij gezien de debieten en tijdsduur bronnering niet)
  • Plaatsen en uittakelen tanks.”
Bij de opdrachtbevestiging waren de volgende bijlagen toegevoegd:
  • een planning;
  • een KLIC-melding;
  • het door aannemings- en funderingsbedrijf Kandt B.V. (hierna: Kandt)
vervaardigde ontwerp voor de bouwkuip;
- de inkoopvoorwaarden van TBI.
2.9.
Op 12/19 mei 2017 is tussen partijen de projectovereenkomst nr. 23046080 voor civiele werkzaamheden tot stand gekomen ten behoeve van de realisatie van de bouwkuip voor de plaatsing van de warmtebuffer (hierna: de aannemingsovereenkomst). Op deze overeenkomst zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden TBI Holdings B.V. versie februari 2017 (hierna: AIV TBI) van toepassing.
2.10.
[naam gedaagde] heeft het ontwerpen en plaatsen van de damwanden voor de bouwkuip in onderaanneming uitbesteed aan Kandt.
2.11.
In juli 2017 zijn de werkzaamheden gestart. Nadat Kandt de damwanden heeft geplaatst en [naam gedaagde] de bouwkuip heeft uitgegraven, heeft CWD de (oude) aanwezige buffertank op 25 juli 2017 ontkoppeld. Omdat de nieuw te plaatsen buffertank een grotere diameter had dan de oude buffertank heeft [naam gedaagde] op verzoek van CWD het uitgraven voortgezet.
2.12.
De damwandconstructie is op 26 juli 2017 - tijdens het uitgraven door [naam gedaagde] - verzakt. [naam gedaagde] heeft de bouwkuip met zand gevuld om verder bezwijken van de damwandconstructie te voorkomen.
2.13.
In de periode van 26 juli tot en met 22 augustus 2017 hebben partijen en Eneco de toedracht van de verzakte damwandwand nader onderzocht en besproken. Een exacte oorzaak van het verzakken van de damwandconstructie hebben zij niet kunnen vaststellen (producties 19 en 20 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie).
2.14.
Bij (aangetekende) brief van 31 juli 2017 is [naam gedaagde] door CWD aansprakelijk gesteld voor alle schade ten gevolge van de verzakking van de damwandconstructie.
2.15.
Bij brief van 4 augustus 2017 is CWD door Eneco aansprakelijk gesteld voor alle schadelijke gevolgen van de verzakking van de damwandconstructie.
2.16.
[naam 5] heeft in opdracht van [naam gedaagde] ter plaatse een sonderingsonderzoek uitgevoerd. In een memo van [naam 5] van 4 september 2017 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Berekeningen
Na het stilleggen van het werk zijn er door [naam 5] sonderingen uitgevoerd ter controle van de bodemopbouw. Daaruit is gebleken dat het maaiveldniveau op een ander niveau ligt dan uit de geleverde sonderingen van de klant. Daarnaast verschilt ook de bodemopbouw van de geleverde sonderingen. De bodemopbouw is niet wezenlijk anders, maar er zitten verschillen in laagdikte en niveaus van de laagwisselingen.
Er zijn diverse berekeningen gemaakt ter verificatie van de gebeurtenissen, deze worden hieronder
beschreven.
De algemene uitgangspunten zijn:
■ Maaiveld:
o Maaiveld van oude sondering = NAP +0,5 m
□ Maaiveld recente sondering = NAP -0,8 m
■ Grondwaterstand:
□ GWS in initiële berekening = NAP -0,5 m (= MV -1,0 m)
□ Gemiddelde GWS op basis van bemalingsadvies = NAP -1,8 m (=MV -1,0 m)
□ In de berekening is een verlaagde GWS aangehouden, tot de waterremmende laag, als gevolg van
de bemaling die hoort bij een open put.
■ Stijghoogte 1e watervoerende pakket:
□ Stijghoogte in initiële berekening = n.v.t.
□ Gemiddelde Stijghoogte op basis van bemalingsadvies = NAP -0,75 m (= MV)
■ Ontgraving: maximaal 6,0 m
□ Op basis van oude sondering = NAP -5,5 m
□ Op basis van recente sondering = NAP -6,8 m
■ Damwand:
□ Lengte damwand = 13 m
□ Type damwand = AZ18 (S355)
□ Hart van het stempelraam geplaatst 0,25 m onder bovenkant damwand
In eerste instantie zijn de berekeningen uitgevoerd op basis van het beschikbaar gestelde grondonderzoek d.d. 25-04-2000. Daarna zijn de berekening herhaald op basis van het nieuwe grondonderzoek, uitgevoerd ter plaatse van de put begin augustus 2017.
Voor de uitgevoerde berekeningen zijn diverse scenario’s uitgewerkt. Een korte beschrijving is hier onder gegeven.
1.
Berekening van het initieel ontwerp zoals bedacht door Kandt B.V.; deze berekening is
inclusief steunberm en ontlastsleuf achter de damwand, wat betekent dat de bovenkant van de damwand bedacht was op -0,25 m onder huidig maaiveld, en de ontlastsleuf 1,75 m breed is en 0,75 m diep.
2.
Situatie zoals uitgevoerd, zonder toepassing van ontlastsleuf en steunberm, dit betekent dat de damwand 0,2 m boven huidig maaiveld uitsteekt.
3.
Op een gegeven moment is er schade ontstaan aan de achterliggende waterleiding
waardoor deze is gaan lekken. In deze situatie is de GWS achter de damwand verhoogd tot circa MV.
4.
Damwanden 1 m dieper plaatsen (bovenkant MV -1,0 m) en MV over breedte van 1,75 m 1,0 m afgegraven, maar wel 0,5 m diepere ontgraving toegepast(…)
Conclusie
In onderstaande tabel zijn de berekeningsresultaten samengevat voor beide grondprofielen gepresenteerd, de stempelkrachten en capaciteit van het stempelraam zijn in deze beschouwing achterwege gelaten. Bij toepassing van een van de scenario’s in de toekomst dienen deze aspecten nog gecontroleerd te worden.
Scenario’s
Bk
damwand
[m MV]
Grondwater
-stand
[m MV]
Damwand
stabiel?
Veiligheids
-klasse
Berekende
Max. verpl.
[mm]
1.Bedachte situatie
Oude son.
Nieuwe son.
- 0,25
- 0,25
-2,25
-1,75
Ja
NEE
RC2
RC1
56
100
2.Zonder
ontlastsleuf en berm
Oude son.
Nieuwe son.
+0,25
+0,25
-2,25
-1,75
Ja
NEE
RC1
RC1
80
180
3.Verhoogde GWS
Oude son.
Nieuwe son.
+0,25
+0,25
-0,25
-0,25
NEE
NEE
RC1
RC1
135
-
4.Damwand 1m
dieper
Oude son.
Nieuwe son.
-1,00
-1,00
-2,25
-1,75
Ja
NEE
RC1
RC1
80
100
(…)”
2.17.
Bij brief van 25 september 2017 heeft [naam gedaagde] op basis van het memo van [naam 5] een alternatief voorstel gedaan aan CWD voor de uitvoering van de bouwkuip en voor het aanbrengen van de tank. In deze brief heeft [naam gedaagde] de werkzaamheden omschreven tegen een kostprijs van € 137.905,70 exclusief BTW.
2.18.
Bij brief van 11 oktober 2017 heeft ([naam 2] van) [naam gedaagde] CWD verzocht:
- haar te informeren over de voortgang van zowel het nog uit te voeren werk als wel over de verantwoordelijkheden met betrekking tot de bezweken damwand;
- de overeengekomen betalingsverplichtingen jegens haar na te komen;
- haar opdracht te verstrekken voor eventuele vervolgwerkzaamheden;
- haar bij opdracht een planning af te geven.
Daarbij heeft [naam gedaagde] aangegeven dat zij, wanneer van de zijde van CWD een reactie uitblijft, verder niets zal ondernemen. CWD heeft hierop niet gereageerd.
2.19.
Bij aangetekende brief van 6 november 2017 (van Halsten Legal Department) is CWD door Eneco gesommeerd om alle (herstel)werkzaamheden alsnog uiterlijk in week 1 van 2018 operationeel op te leveren en dat binnen vijf dagen schriftelijk te bevestigen aan Eneco. Deze sommatiebrief heeft CWD per brief van 10 november 2017 doorgelegd naar [naam gedaagde] en haar verzocht op zeer korte termijn aan CWD schriftelijk te bevestigen dat [naam gedaagde] haar contractuele werkzaamheden alsnog - zonder extra kosten - uitvoert, zodat CWD haar werkzaamheden eind week 1 2018 operationeel aan Eneco kan opleveren. Bij uitblijven van een schriftelijke bevestiging kondigt CWD aan (mogelijk) gerechtelijke stappen te zullen ondernemen. [naam gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
2.20.
Bij e-mail van 14 november 2017 heeft CWD aan [naam gedaagde] bericht dat zij vanwege het uitblijven van de gevraagde bevestiging tot herstel zonder extra kosten een andere partij inschakelt en de kosten daarvan bij [naam gedaagde] in rekening brengt.
Servicis B.V. heeft in opdracht van CWD de herstelwerkzaamheden uitgevoerd voor de prijs van € 159.800,00 (exclusief BTW).
2.21.
Artium Experts B.V. (hierna: Artium) heeft op 11 april 2018 van TBI de opdracht gekregen om een onderzoek in te stellen naar de aard, omvang en toedracht van de gebreken als gevolg van het verzakken van de damwandconstructie. In het rapport van Artium van 25 juli 2018 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Waarnemingen van de expert
(…) Ten tijde van onze benoeming[rechtbank: was er]
niets meer te zien van het incident van 26 juli 2017. Wel ontvingen wij foto’s die zowel voor als na het incident waren genomen. Hierop is duidelijk te zien dat de damwand los staat van de grond.
(…)
Bevindingen
(…)
Uit de foto’s vlak voor en na het incident moeten wij (…) opmaken dat de bouwput werd gerealiseerd zonder ontlastsleuf en dat de koppen van de damwandplanken op 0,25 m +maaiveld werden gesitueerd. Door [naam 3] werden wij geïnformeerd dat op 26 juli 2017 de bouwput werd ontgraven tot een diepte van – 6 m vanaf maaiveld (MV).
(…)
Oorzaak
Uit de onderzoeken van [naam 5] bleek dat als enige afwijkende parameter werd gevonden dat het maaiveld niet op 0,25 m +NAP lag, zoals vermeld in de Geomet sondering, maar op 0,75 tot 0,8 -NAP.
Verder werden geen noemenswaardige afwijkingen vastgesteld zodat moest worden geconcludeerd dat er in het verleden circa 1 m van het bovenste zandpakket bij de aanleg van de wijk is uitgegraven. Uitgaande van de basisgegevens, zoals door Kandt gehanteerd met een ontgravingsdiepte van de bouwkuip van 5 m -NAP, voldeed de bouwkuip aan RC2.
Echter (…) werd in de praktijk afgeweken van het ontwerp van Kandt.
Door Kandt werd de damwand geplaatst met de koppen op 0,25 m + maaiveld en niet op 0,25 m + NAP. Door [naam gedaagde] werd geen ontlastsleuf gemaakt en werd de bouwput ontgraven tot een diepte van 6 m -MW.
Bovendien bevond het maaiveld zich in werkelijkheid niet op 0,50 m +NAP, zoals door Kandt was aangehouden voor haar berekening, maar op 0,75 m -NAP.
(…)
[rechtbank: volgens Artium]
wijkt de belasting op de damwand zoals uitgevoerd aanzienlijk af van de situatie zoals berekend door Kandt. De hoogte van de grond- en waterkerende werking van de damwand is zoals uitgevoerd 1,25 m meer dan voorzien.
Wij kunnen ons indenken dat dit de oorzaak is geweest van het kantelen van de damwandkuip.
(…)
Er kan niet worden uitgesloten dat door het intrillen van de damwand de waterleiding lek is geraakt, met als gevolg toevoer van water aan het grondwater buiten de kuip, hetgeen zeker kan hebben bijgedragen aan het incident.
Echter in tegenstelling tot het ontwerp van Kandt, was er ook aan de buitenkant van de damwand bronbemaling toegepast en is niet geconstateerd dat bovenmatige hoeveelheden water werden afgevoerd. Het lijkt ons aannemelijk dat de damwand als eerste heeft gefaald en door de horizontale bodemverplaatsing de waterleiding lek is geraakt (…)”
Artium heeft de kosten met betrekking tot het incident van 26 juli 2017, de geconstateerde grondzetting en de extra kosten van Eneco geraamd op een totaalbedrag van € 215.000.00 (exclusief BTW).
2.22.
Eneco en CWD hebben op 7 januari 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze vaststellingsovereenkomst betreft een afwikkeling van hun vorderingen over en weer uit hoofde van de aanneemovereenkomst (zie 2.7). Het schadevoorval van 26 juli 2017 is daarin verdisconteerd.
2.23.
CWD heeft Hoogwerff bij aangetekende brief van 18 juni 2020 aansprakelijk gesteld voor alle door CWD geleden schade ter zake de verzakking van de damwandconstructie ten bedrage van € 494.184,36 (exclusief BTW).
2.24.
Hoogwerff heeft bij brief van 10 juli 2020 (wederom) iedere aansprakelijkheid voor de verzakking van de damwandconstructie van de hand gewezen.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
CWD vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling aan CWD bij wege van schadevergoeding van € 494.184,36 (exclusief BTW), althans een bedrag ten titel van schadevergoedingin goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2018 tot de dag van algehele betaling en buitengerechteijke incassokosten conform het BIK ad € 4.245,92;
II. [naam gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.2.
Het verweer van [naam gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van CWD, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van CWD in de proceskosten en nakosten
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[naam gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, CWD veroordeelt tot betaling van € 55.246,23 (exclusief BTW), te vermeerderen met € 1.327,46 aan buitengerechtelijke kosten en € 3.781,97 aan wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 augustus 2017 tot en met 2 december 2020, alsmede vanaf 2 december 2020 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van CWD in de proceskosten en nakosten.
3.5.
Het verweer van CWD strekt tot afwijzing van de vordering van [naam gedaagde], met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [naam gedaagde] in de proceskosten en nakosten
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Gelet op de nauwe samenhang zullen de vorderingen in conventie en de vordering in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
CWD grondt haar vordering op een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. CWD stelt daartoe dat [naam gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de tussen partijen overeengekomen civiele werkzaamheden met betrekking tot de realisatie van de bouwkuip ten behoeve van de warmtebuffer, te weten het aanbrengen van een damwandconstructie en het ontgraven van de bouwkuip.
4.3.
CWD stelt zich, onder verwijzing naar het rapport van Artium, op het standpunt dat de verzakking van de damwandconstructie op 26 juli 2017 is ontstaan doordat bij de uitvoering van de werkzaamheden door [naam gedaagde] a) de damwand op de onjuiste hoogte is geplaatst (met de koppen 0,25m +maaiveld, b) er geen ontlastsleuf is aangebracht, waar dat wel had gemoeten en c) de bouwput is ontgraven tot een diepte van 6m vanaf maaiveld, waar in de Kandt berekening 5 m-NAP werd aangehouden. In dit verband meent CWD, onder verwijzing naar de specificatie civiele werkzaamheden in het programma van eisen, dat het aan [naam gedaagde] is om de verkregen sonderingen te verifiëren. [naam gedaagde] had moeten controleren of de ter plaatse geconstateerde maatvoeringen overeenkomen met de uitgangspunten van het ontwerp van de damwandconstructie op basis van de bij het programma van eisen verstrekte sonderingen. Nu het maaiveld niet op 0,25 +NA, zoals vermeld in de Geomet sondering, maar op 0,75 tot 0,8m -NAP lag, had [naam gedaagde], als verantwoordelijke voor de engineering van het uit te voeren werk, het oorspronkelijk ontwerp niet mogen (doen) uitvoeren. [naam gedaagde] had het bestaande ontwerp moeten hertoetsen en waar nodig moeten aanpassen. Niet de door Eneco afgegeven sonderingen, maar de wijze waarop [naam gedaagde] haar werkzaamheden heeft uitgevoerd is de oorzaak van het verzakken van de damwandconstructie. [naam gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de uitvoering van de tussen partijen overeengekomen civiele werkzaamheden met betrekking tot de realisatie van de bouwkuip ten behoeve van de plaatsing van de warmtebuffer en aansprakelijk voor alle schade die hiervan het gevolg is, aldus CWD.
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van [naam gedaagde] is dat het verzakken van de damwandconstructie haar niet is toe te rekenen en dat zij daarom niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die daarvan het gevolg is. Onder verwijzing naar de e-mails van 13 en 21 september 2016 van CWD en haar e-mail van 29 september 2016, die hebben geleid tot de overeenkomst, betoogt [naam gedaagde] dat zij een bouwkuip, vervaardigd van stalen platen met een lengte van 13 meter, heeft aangeboden en vervolgens heeft gerealiseerd. Leidend bij de uitvoering van de bouwkuip was de door CWD aan haar verstrekte informatie, waaronder het bij het programma van eisen gevoegde sonderingsrapport van Eneco. Voor de juistheid van de informatie dient CWD in te staan. Volgens [naam gedaagde], die zich daarbij beroept op het memo van [naam 5], is de damwandconstructie op 26 juli 2017 verzakt, omdat zij de bouwkuip op basis van een door CWD onjuist aangeleverd sonderingsrapport heeft gemaakt. Uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst komen fouten in het programma van eisen voor rekening en risico van CWD.
Aangezien CWD [naam gedaagde] de engineering niet heeft opgedragen, kon van [naam gedaagde] niet worden geëist dat zij voor eigen rekening en risico een sonderingsonderzoek zou laten uitvoeren binnen een beperkte tijd. Ter adstructie verwijst [naam gedaagde] naar de e-mail van CWD van 21 september 2016, waarin CWD de door [naam gedaagde] te verrichten werkzaamheden heeft aangekruist. Ook uit de tekst van het aangeleverde programma van eisen/plan van aanpak van Eneco volgt niet dat CWD en daarmee [naam gedaagde] een verplichting hadden tegenover Eneco om zorg te dragen voor een bodemonderzoek of sonderingsrapport. Voorts kan [naam gedaagde] niet verantwoordelijk worden gehouden voor de risico-analyse (HAZOP), zoals geformuleerd in bijlage B bij het programma van eisen, omdat het doen (uitvoeren) van een dergelijke risico-analyse onderdeel is van de engineering en daarvoor is CWD op grond van haar overeenkomst met Eneco verantwoordelijk. Aangezien CWD en [naam gedaagde] samen hebben besloten om de bouwkuip verder af te graven tot 5,8m kan het niet zo zijn dat alleen [naam gedaagde] daarvoor de verantwoordelijkheid zou moeten dragen. CWD heeft naar aanleiding van de door [naam gedaagde] op 29 september 2016 uitgebrachte offerte, waarin het aanbrengen van ontlastsleuven was opgenomen, om een prijsaanpassing gevraagd. In de daarop volgende offerte heeft [naam gedaagde] het aanbrengen van ontlastsleuven eruit gehaald. Met deze offerte is CWD akkoord gegaan. Het niet aanbrengen van een ontlastsleuf is daarmee conform de overeenkomst en valt [naam gedaagde] dan ook niet te verwijten. Wanneer de juiste sonderinggegevens door CWD waren verstrekt dan, zo volgt uit het onderzoek van [naam 5], kan het ontbreken van een ontlastsleuf niet de oorzaak van de verzakking van de damwandconstructie zijn geweest. Voor zover de achterliggende waterleiding voorafgaand aan de werkzaamheden aan de bouwkuip al gebrekkig was, hetgeen tijdens de eerste besprekingen op 31 juli 2017 CWD als mogelijke oorzaak van de verzakking van de damwandconstructie niet heeft uitgesloten, is de schade die daardoor is ontstaan [naam gedaagde] niet toe te rekenen. In dat verband verwijst [naam gedaagde] naar het rapport van [naam bureau] van 26 april 2018 (productie 34 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie) en naar haar (aangepaste) offerte van 29 september 2016 / opdrachtbevestiging van 5 mei 2017. Op verzoek van CWD is het ophangen van de waterleiding uit de opdracht gehaald en dan dient CWD daarvan het risico te dragen en niet [naam gedaagde].
Het onderzoek/rapport van Artium naar de toedracht van het verzakken van de damwandconstructie heeft ruim acht maanden daarna plaatsgevonden, berust niet op eigen waarneming en is enkel gebaseerd op informatie van CWD en daarmee partijdig en onbruikbaar voor de bewijslevering van de vordering van CWD. Daarbij komt dat Artium uitgaat van de onjuiste aanname dat de sondering (van Eneco) ziet op de plaats waar [naam gedaagde] de bouwkuip had moeten realiseren en dat [naam gedaagde] te diep ten opzichte van NAP zou hebben ontgraven, terwijl partijen waren overeengekomen te ontgraven tot een bepaalde diepte ten opzichte van het maaiveld..
4.5.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat [naam gedaagde] wel toerekenbaar te kort is geschoten dan is volgens [naam gedaagde] de vordering van CWD vervallen dan wel verjaard. Daartoe beroept zij zich op haar Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven 2007 (ALIB 2007) en Aanvullende Voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel op 14 maart 2008, die op de overeenkomst van toepassing zijn.
4.6.
Tenslotte betoogt [naam gedaagde] dat de vordering tot schadevergoeding niet kan worden toegewezen, omdat geen sprake is van verzuim in de zin van artikel 6:74 BW in samenhang bezien met artikel 6:82 BW. De brief van CWD van 10 november 2017 is geen ingebrekestelling met een redelijke termijn, omdat slechts gevraagd wordt om een toezegging het werk te verrichten in plaats van nakoming, zoals artikel 6:82 BW voorschrijft. Met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1581) meent [naam gedaagde] dat de door CWD gestelde termijn in de brief van 10 november 2017 onredelijk is.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat [naam gedaagde] niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en overweegt daartoe als volgt.
4.8.
Volgens de tussen Eneco en CWD te sluiten projectovereenkomst en het programma van eisen is CWD als hoofdaannemer verantwoordelijk voor het ontwerp en de (tijdige) realisatie van de plaatsing van de warmtebuffer. CWD is daardoor verantwoordelijk voor het verrichten van civiele werkzaamheden, installatiewerkzaamheden en het projectmanagement. Als hoofdaannemer is CWD belast met projectmanagement, daaronder begrepen de engineering van het uit te voeren werk, met name de aanleg van de bouwput en het hijsplan van de buffertanks, hetgeen dient te geschieden aan de hand van een plan van aanpak. Het plan van aanpak dient al bij de offerte (van CWD bij Eneco) te worden ingediend.
4.9.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting kan over het tot stand komen van de aannemingsovereenkomst (zie 2.9) het volgende worden afgeleid:
- CWD heeft [naam gedaagde] op 13 september 2016 uitgenodigd om een offerte uit te brengen voor de civiele werkzaamheden ten behoeve van de ondergrondse warmtebuffer in de WKC Oostpolder. CWD heeft in dat verband informatie verstrekt aan [naam gedaagde], waaronder het programma van eisen, het principeschema en de sondering (zie 2.3);
- in de e-mail van 21 september 2016 van CWD aan [naam gedaagde] heeft CWD de door [naam gedaagde] te offreren werkzaamheden aangekruist, hetgeen heeft geresulteerd in de offerte van [naam gedaagde] van 29 september 2016 (zie 2.5 en 2.6);
- op verzoek van CWD heeft [naam gedaagde] een prijsaanpassing in de offerte doorgevoerd, waarna de opdracht op 5 mei 2017 door CWD is bevestigd (zie 2.8).;
- voor de installatiewerkzaamheden van de ondergrondse warmtebuffer heeft [naam gedaagde] een onderaanneemovereenkomst met Kandt gesloten (zie 2.10).
4.10.
De offerte van [naam gedaagde] van 29 september 2016 en de offerte van Kandt maken deel uit van het plan van aanpak, dat ertoe heeft geleid dat Eneco en CWD op 15 februari 2017 de projectovereenkomst hebben gesloten. Het programma van eisen is onverkort onderdeel van deze projectovereenkomst. Anders dan CWD meent, is zij ook na het sluiten van de overeenkomst met [naam gedaagde] verantwoordelijk gebleven voor de engineering van de civiele (– en installatie)werkzaamheden; immers in de tussen haar en [naam gedaagde] tot stand gekomen overeenkomst heeft CWD haar verplichting, die zij uit hoofde van haar projectovereenkomst met Eneco heeft, niet doorgelegd. [naam gedaagde] mocht er dan ook op vertrouwen dat CWD de engineering van het werk aan zich hield en verantwoordelijk bleef voor de civiele tekeningen en berekeningen ten aanzien van de grondmechanica en grondwaterdynamiek, zoals vermeld in het programma van eisen onder 7.2, 7.3 en 10.1. Er bestond daarom voor [naam gedaagde] geen aanleiding om bij de uitvoering van haar werkzaamheden te twijfelen aan de door CWD verstrekte informatie.
4.11.
Bij het door [naam gedaagde] (verder) uitgraven van de bouwkuip is de damwandconstructie verzakt. Vaststaat dat de sonderingsgegevens van Geomet van 25 april 2000 (productie 13 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie), door Eneco aan CWD zijn afgegeven en dat CWD die op haar beurt aan [naam gedaagde] heeft verstrekt. [naam gedaagde] heeft deze sonderingsgegevens gebruikt bij de uitvoering van haar werkzaamheden. Tijdens de zitting is door CWD aangegeven dat niet meer is vast te stellen op welke precieze locatie de sonderingen van Geomet zijn gedaan, maar dat wordt vermoed dat deze in de buurt van of voor de school zijn gedaan. Zoals volgt uit 4.8 en 4.10 heeft CWD in te staan voor de juistheid van deze gegevens. Deze sonderingsgegevens blijken niet te kloppen zoals uit het onderzoeksrapport van [naam 5] (zie 2.16) is gebleken. Daarin is de oorzaak van het verzakken van de damwandconstructie gelegen. Anders dan CWD stelt kan het rapport van Artium niet bijdragen aan het bewijs dat het verzakken van de damwandconstructie is ontstaan doordat bij de uitvoering van de werkzaamheden door [naam gedaagde] a) de damwand op de onjuiste hoogte is geplaatst (met de koppen 0,25m +maaiveld, b) er geen ontlastsleuf is aangebracht, waar dat wel had gemoeten en c) de bouwput is ontgraven tot een diepte van 6m vanaf maaiveld, waar in de Kandt berekening 5 m-NAP werd aangehouden. In de eerste plaats omdat, anders dan bij het onderzoek door [naam 5], door Artium de verzakte damwandconstructie niet is waargenomen en het onderzoek enkel is geschied op basis van foto’s en informatie van CWD en niet van [naam gedaagde]. In de tweede plaats, omdat op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst [naam gedaagde] niet belast was met de engineering. Hetgeen ter zitting door partijen nog naar voren is gebracht over de plaatsing van de nieuwe warmtebuffertank, die een grotere diameter had dan de oude waterbuffertank, de gesprekken die hebben plaatsgevonden over het verder uitgraven om de nieuwe warmtebuffertank te kunnen plaatsen, de tekeningen bouwkuip en warmtebuffer (productie 38 akte [naam gedaagde]), het dagelijks toezicht op het werk door Eneco en CWD is daarvan een illustratie. In de derde plaats, omdat [naam gedaagde] niet gehouden was tot het graven van ontlastsleuven nu CWD het graven van ontslastsleuven uit de offerte van [naam gedaagde] heeft geschrapt.
4.12.
Nu vast is komen te staan dat de door CWD aan [naam gedaagde] verstrekte sonderingen niet juist zijn, terwijl CWD voor de juistheid daarvan dient in te staan, kan het verzakken van de damwandconstructie niet aangemerkt worden als een toerekenbare tekortkoming van [naam gedaagde]. Van aansprakelijkheid voor de schade die daarvan het gevolg is (geweest) is dan ook geen sprake.
4.13.
Dit alles leidt ertoe dat de vorderingen in conventie worden afgewezen.
4.14.
Omdat in conventie niet is vast komen te staan dat het verzakken van de damwandconstructie het gevolg is van een aan [naam gedaagde] toe te rekenen tekortkoming, dient in reconventie te worden beoordeeld of CWD gehouden is de als gevolg daarvan voor Hoogwerff ontstane kosten en schade te vergoeden.
4.15.
[naam gedaagde] stelt zich daarbij op het standpunt dat het verzakken van de damwandconstructie een onvoorziene omstandigheid is dan wel een onrechtmatige daad van CWD (verstrekken van verkeerde informatie) oplevert, waardoor [naam gedaagde] aanvullende werkzaamheden heeft moeten uitvoeren, voorzieningen heeft moeten treffen en schade heeft geleden. Daartoe heeft [naam gedaagde] een overzichtsfactuur van 22 december 2017 met factuurnummer 170598 en de onderliggende facturen van (onder meer) haar onderaannemers, adviseurs ([naam 5] en [naam 6]) en (handgeschreven) overzichten van (eigen) manuren overgelegd (producties 31 en 32 bij de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie (hierna: productie 31 en productie 32)). Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam gedaagde] nog een factuur van 13 mei 2019 met factuurnummer 19265 ad € 7.937,10 (exclusief BTW) voor de verhuur van bouwplaatsmaterialen overgelegd. Met aftrek van de uitkering van de CAR-verzekeraar dient CWD een bedrag van ( € 68.046,23 min € 12.800,00 is) € 55.246,83 aan haar te voldoen.
4.16.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft ([naam 7] van) CWD de verschuldigdheid van de door [naam gedaagde] overgelegde factuur ter zake de verhuur van bouwplaatsmaterialen tot een bedrag van € 5.000,00 erkend. Hierin is verdisconteerd dat [naam gedaagde] onder andere de stalen balken al heeft opgehaald, aldus CWD. Voor het overige heeft CWD haar standpunt gehandhaafd dat de vordering van [naam gedaagde] moet worden afgewezen.
De gevorderde meerwerkkosten komen op grond van artikel 11 AIV TBI niet voor vergoeding in aanmerking, omdat [naam gedaagde] aan CWD geen meerwerkmelding heeft gedaan en een schriftelijke meerwerkopdracht van CWD ontbreekt. Van een aanspraak op bijbetaling door nacalculatie kan geen sprake zijn, omdat [naam gedaagde] op geen enkele wijze heeft aangetoond dat het om noodzakelijke werkzaamheden ging die niet reeds behoorden tot haar contractuele werkomschrijving. De door [naam gedaagde] gemaakte kosten vanaf 26 juli 2017, de dag van het schadevoorval, zijn kosten die naar eigen inzicht (en omvang) zijn gemaakt en behoren tot de risicosfeer van [naam gedaagde]. Bereddingskosten komen ook niet voor vergoeding in aanmerking, omdat [naam gedaagde] gehouden is tot beredding en schadebeperking. Met het enkele overleggen van de facturen van [naam 5] en [naam 6] is het nut en noodzaak van hun betrokkenheid niet aangetoond. Daar komt nog bij dat de bedragen in de meerwerkopstelling (productie 31) niet overeen komen met de onderliggende factuurbedragen van [naam 5] en [naam 6] (productie 32). Hetzelfde heeft te gelden met betrekking tot de factuur van [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) en de handgeschreven (eigen) manuren. [naam gedaagde] heeft, gelet op het schadevoorval (het verzakken van de damwandconstructie) op 26 juli 2017, niet onderbouwd waarom sprake zou moeten zijn van een vergoeding van de huurfacturen van Visser & Visser B.V. tot en met 4 mei 2018.
4.17.
Op de tussen partijen gesloten projectovereenkomst zijn de AIV TBI van toepassing (zie 2.1). Volgens artikel 11 lid 3 van de AIV TBI worden meerwerk en/of andere afwijkingen van de opdracht uitsluitend in aanmerking genomen als deze vooraf door de opdrachtnemer zijn gemeld en schriftelijk door de opdrachtgever aan de opdrachtnemer zijn opgedragen. Gesteld nog gebleken is dat [naam gedaagde] vooraf het meerwerk bij CWD heeft gemeld en dat CWD meerwerk schriftelijk aan [naam gedaagde] heeft opgedragen als bedoeld in voormeld artikel van de AIV TBI. Van een vergoeding van meerwerk als door [naam gedaagde] gevorderd kan dus geen sprake zijn.
Het gevorderde meerwerk wordt afgewezen.
4.18.
Omdat [naam gedaagde] het verzakken van de damwandconstructie niet is toe te rekenen, kan zij in beginsel aanspraak maken op betaling van onvoorziene kosten die zij in dat verband extra heeft moeten maken.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het aan [naam gedaagde] is om deze kosten deugdelijk te onderbouwen.
Met CWD is de rechtbank van oordeel dat de factuurbedragen in de factuur van 22 december 2017 niet steeds volgen uit de onderliggende facturen, omdat facturen ontbreken (bijvoorbeeld van Kandt van 28 juli 2017), niet zijn gespecificeerd (eigen bereddingskosten van [naam 8] en [naam 2]) of van een hoger of lager bedrag uitgaan (productie 32).
Behoudens ten aanzien van de facturen van [naam 5] en [naam 6], dat hun eerste kostencalculaties (naar beneden) zijn bijgesteld en dat deze kosten zijn gemaakt ter afwering van de aansprakelijkheid voor de calamiteit (het verzakken van de damwandconstructie), heeft [naam gedaagde] verder geen onderbouwing gegeven van de eigen bereddings-/begeleidingskosten Een toelichting van [naam gedaagde] waarin het verschil zit tussen de bedragen in de factuur van 22 december 2017 en de onderliggende factuur van [naam bedrijf] ontbreekt. Hetgeen [naam gedaagde] ter zitting nog naar voren heeft gebracht, dat er vanuit [naam gedaagde] veel tijd gemoeid is geweest met de beredding/begeleiding van de calamiteit en dat, ondanks het ontbreken van een urenstaat, een vergoeding van de geschatte bereddings-/begeleidingskosten redelijk is, maakt dat niet anders. Een onderbouwing van de door [naam kantoor] over de periode na 26 juli 2017 tot 4 mei 2018 bij [naam gedaagde] in rekening gebrachte verhuurkosten van in totaal € 1.790,45 die CWD verschuldigd zou zijn ontbreekt.
4.19.
Dit leidt ertoe dat alleen de door [naam 5] en [naam 6] bij [naam gedaagde] in rekening gebrachte kosten voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [naam gedaagde] [naam 5] en [naam 6] heeft moeten inschakelen ter afwering van de aansprakelijkheid voor het verzakken van de damwandconstructie. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de onderbouwing van de kosten door [naam gedaagde] is CWD gehouden aan [naam gedaagde] de factuurbedragen van [naam 5] en [naam 6], zoals zij die bij [naam gedaagde] hebben ingediend (productie 32) te voldoen. De vordering wordt op dit punt toegewezen tot een bedrag van
€ 8.002,43 exclusief BTW (= € 5.250,00 ([naam 5]) + € 2.752,43 ([naam 6])).
4.20.
CWD heeft de vordering ter zake de verhuur bouwplaatsmaterialen tot een bedrag van € 5.000,00 erkend. Nu Hoogwerff niet heeft weersproken dat zij (onder andere) de stalen balken al heeft opgehaald, bestaat er geen grond voor vergoeding door CWD aan [naam gedaagde] van de gevorderde € 7.937,10. Daarom wordt de vordering op dit onderdeel voor toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00 exclusief BTW.
4.21.
Slotsom is dat de vordering in reconventie wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 13.002,43 exclusief BTW.
4.22.
[naam gedaagde] vordert een bedrag van € 3.781,97 aan wettelijke rente van 1 augustus 2017 tot 2 december 2020 en de wettelijke rente vanaf 2 december 2020 tot de dag van volledige betaling. CWD heeft de verschuldigdheid van de wettelijke rente, bij gebreke van een nadere onderbouwing, betwist. Uit de e-mailwisseling tussen (de advocaat van) [naam gedaagde] en ([naam 9] van) CWD (productie 27 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie) waarnaar [naam gedaagde] verwijst noch uit de brieven van 10 juli 2020 en 14 november 2020 (producties 26 en 28 bij conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie) kan worden opgemaakt dat door [naam gedaagde] aanspraak is gemaakt op wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017. Dit leidt ertoe dat de gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 2 december 2020.
4.23.
[naam gedaagde] vordert een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van
€ 1.327,46. CWD heeft de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten, bij gebreke van een nadere onderbouwing, betwist. De rechtbank stelt vast dat [naam gedaagde] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke kosten zijn verricht. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de door [naam gedaagde] ter zake in het geding gebrachte correspondentie. Gelet op de hoogte van het toewijsbare bedrag (zie 4.21) is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarief. Conform voormeld besluit zal de rechtbank de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot een bedrag van € 905,24.
Proceskosten
4.24.
CWD zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [naam gedaagde] in conventie en in reconventie.
De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] in conventie worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
€ 6.428,00(2 punten x tarief € 3.214,00)
Totaal € 10.559,00
De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat € 563,00 (2 x tarief € 563,00 x 0,5 vanwege de samenhang met de vordering in conventie)
4.25.
De door [naam gedaagde] gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als in het dictum vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt CWD in de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 10.559,00;
in reconventie
5.3.
veroordeelt CWD tot betaling aan [naam gedaagde] van € 13.002,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 december 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt CWD tot betaling aan [naam gedaagde] van € 905,24 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.6.
veroordeelt CWD in de proceskosten aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 563,00;
in conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt CWD in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat CWD niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.8.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021.
1451/1573