Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Procesverloop
- het verzoekschrift, ingekomen op 26 juli 2021;
- het schriftelijk standpunt van de officier, ingekomen op 4 augustus 2021;
- de reactie op het schriftelijk standpunt, ingekomen op 5 augustus 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2021 een beschikking gegeven in een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H. de Lange, heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding omdat de officier van justitie de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden. Verzoekster heeft immateriële schade geleden door angst, onzekerheid en stress als gevolg van deze termijnoverschrijding. De officier van justitie heeft erkend dat de termijn is overschreden, maar stelde dat verzoekster zelf ook bijgedragen heeft aan deze overschrijding door niet mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding inderdaad heeft plaatsgevonden en dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de schadevergoeding van €10,- per dag billijk is, en dat de periode van 16 april tot 26 april 2021, en van 12 mei tot 20 mei 2021, voor rekening van de Staat komen. Dit resulteerde in een schadevergoeding van in totaal €180,- die aan verzoekster werd toegewezen.
De beschikking is openbaar uitgesproken en er is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt drie maanden na de dag van de beschikking voor verzoekster en drie maanden na betekening voor andere belanghebbenden.