ECLI:NL:RBROT:2021:13400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/10/627776 / JE RK 21-2854
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in pleegzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 december 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], in een pleegzorgvoorziening. De kinderen wonen momenteel bij hun moeder, die onder toezicht staat. De GI heeft het verzoek ingediend vanwege zorgen over de veiligheid van de kinderen, die in het verleden getuige zijn geweest van huiselijk geweld en waarbij er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder heeft echter aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening en dat er geen recente zorgen zijn over de opvoeding van de kinderen. Tijdens de zitting zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de vader, de moeder en vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder hard heeft gewerkt aan haar situatie en dat er op dit moment geen noodzaak is voor uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en benadrukt dat de moeder de kans moet krijgen om met hulpverlening een veilige opvoedomgeving te bieden voor de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/627776 / JE RK 21-2854
datum uitspraak: 1 december 2021

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2018 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

[naam vader],

hierna te noemen de vader, ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum
- het verweerschrift met bijlagen van mr. F. Pool, namens de moeder, van
25 november 2021, ingekomen bij de griffie op 26 november 2021.
Op 1 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door advocaat mr. M.S. Krol,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], werkzaam als casemanager bij Centrum Huiselijk geweld en kindermishandeling, en aan [naam 4], de grootmoeder vaderszijde, ter ondersteuning van de vader.
Tevens heeft de kinderrechter bijzondere toegang verleend aan [naam 5], de begeleidster van de moeder, werkzaam bij Enver.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 8 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 23 september 2022.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is sprake van een terugkerend patroon van gedragingen en handelingen, waarbij de kinderen in onveiligheid worden gebracht. In de afgelopen jaren is meermaals sprake geweest van huiselijk geweld. Daarnaast waren er zorgen over de opvoedvaardigheden, de persoonlijke problematiek van de moeder en de impact daarvan op de kinderen. De moeder heeft met de kinderen bij een crisisopvang en een 24-uurs voorziening verbleven. Bij Fier is meer zicht verkregen op het opvoedershandelen van de moeder. De moeder heeft een flinke groei laten zien. Er zijn veiligheidsafspraken gemaakt over de wisselende partners van de moeder. De afgelopen tijd is echter gebleken dat het de moeder niet lukt om zich aan deze veiligheidsafspraken te houden en de patronen te doorbreken. De kinderen hebben aangegeven dat [naam kind 3] is geslagen met een haarborstel. Ook waren er zorgen vanuit school, omdat de kinderen niet elke dag naar school gingen door de conflicten die speelden tussen de ouders. Daarop heeft de GI besloten het contact tussen de ouders enkel nog via de GI te laten verlopen. Ook is geprobeerd om Families First en ambulante spoedhulp (hierna: ASH) in te zetten, maar dit is niet gelukt. De GI heeft daarom een vooraankondiging schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven. Na de politiemelding van 24 oktober 2021 heeft de GI de afweging gemaakt om een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen te verzoeken.
De afgelopen tijd heeft de GI regelmatig met alle betrokkenen om tafel gezeten. De moeder werkt goed mee met SPAM en er zijn geen nieuwe politiemeldingen meer geweest. Wel heeft de GI nog zorgen over het netwerk van de moeder.

De standpunten van de belanghebbenden

De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij in dubio verkeerd. Enerzijds is hij tegen een uithuisplaatsing. Anderzijds vindt hij het belangrijk dat de kinderen veilig zijn. Er was sprake van begeleid contact tussen de vader en de kinderen. De vader heeft zelf gekozen voor begeleid contact, omdat de hulpverlening op deze wijze kan zien hoe hij met de kinderen omgaat. De laatste tijd is er geen contact meer tussen de vader en de kinderen
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Na het verblijf bij Fier werd de moeder aan haar lot overgelaten. Zij ontving geen hulpverlening en moest allerlei zaken zelf regelen, zoals de inschrijving van de kinderen op school. De moeder heeft meerdere keren bij de GI aangegeven dat de omgang met vader moet worden stopgezet, omdat hij meermaals niet kwam opdagen en bedreigingen uitte richting de moeder. De moeder heeft altijd open gestaan voor de omgang tussen de vader en de kinderen, mits de vader over een eigen woning en financiële middelen beschikt om de kinderen te kunnen ontvangen. Hetgeen door de GI wordt genoemd over het incident op 24 oktober 2021 is onjuist. De moeder heeft die dag een vriend geappt dat het niet goed met haar ging. Nadat de politie en de ambulance bij de moeder langs waren geweest, is die vriend samen met een collega langsgekomen. Vervolgens is ook de beste vriend van de moeder langsgekomen. De moeder heeft geen partner. Zij laat enkel haar beste vriend en haar ouders toe in huis.
Er worden door de GI geen zorgen gemeld over de opvoeding. Het is van belang dat hulpverlening wordt ingezet om het patroon dat de GI ziet te doorbreken. Enver is reeds betrokken bij hulpverlening aan de moeder. Er zal door Enver hulp gericht op het verwerken van oude relaties worden ingezet. De moeder staat open voor deze hulpverlening.
De afgelopen periode hebben zich geen conflicten voorgedaan. Ook is niet duidelijk wat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn, waardoor de moeder niet weet aan welke doelen zij moet werken. Bovendien is het plan van aanpak van de GI verouderd. De moeder is van mening dat er geen grond bestaat voor een machtiging tot uithuisplaatsing. Ook de betrokken hulpverleenster van Enver en school staan niet achter het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. Verzocht wordt het verzoek van de GI af te wijzen.

De overige standpunten

Desgevraagd heeft de grootmoeder vaderszijde aangegeven dat zij voor de kinderen wil zorgen. Sinds de geboorte van [naam kind 1] heeft zij geprobeerd om bij te springen en te bemiddelen tussen de ouders. De grootmoeder vaderszijde vindt dat het de taak van familie is om voor elkaar te zorgen.
Desgevraagd heeft [naam 5] van Enver aangegeven dat zij sinds eind oktober 2021 betrokken is bij hulpverlening aan de moeder. Daarnaast is [naam 5] in de periode voorafgaand aan het verblijf bij Fier een aantal maanden betrokken geweest bij het gezin. [naam 5] ziet op dit moment geen meerwaarde in een uithuisplaatsing. Daarbij is zij van mening dat een uithuisplaatsing voor de moeder en de kinderen een traumatische ervaring zal zijn. Enver kan met de moeder aan de slag om de rust en stabiliteit terug te brengen in het gezin.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat moeder hard heeft gewerkt tijdens haar verblijf bij Fier. Sinds augustus 2021 heeft de moeder een zelfstandige woning waar zij zonder 24-uurs begeleiding met de kinderen verblijft. De GI maakt zich zorgen over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], vanwege de wisselende relatie tussen de ouders, de persoonlijke problematiek van de moeder en het terugkerende patroon van onveiligheid in de thuissituatie. De kinderen zijn in het verleden meerdere malen getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Volgens de GI lukt het de moeder onvoldoende om structurele veranderingen in haar gedrag te bewerkstelligen, waardoor de kinderen niet de kans krijgen zich leeftijdsadequaat te ontwikkelen.
De moeder erkent dat er zorgen zijn en dat zij hulp nodig heeft. Eind oktober 2021 is de opvoedondersteuning vanuit Enver (opnieuw) ingezet. De moeder staat open voor hulpverlening vanuit Enver en werkt goed mee. Dit wordt door de GI bevestigd. Ook heeft de GI aangegeven dat er geen nieuwe politiemeldingen meer zijn geweest. Bovendien zijn er door de GI ter zitting geen concrete zorgen over de opvoeding van de kinderen genoemd.
De begeleidster vanuit Enver, [naam 5], heeft aangegeven dat zij een uithuisplaatsing op dit moment niet gepast vindt. De kinderrechter is het met [naam 5] eens dat de moeder de kans moet krijgen om te laten zien dat zij - met ambulante hulpverlening en individuele hulp - in staat is om de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden.
De kinderrechter is van oordeel dat uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] op dit moment niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen. De komende tijd is het van belang dat de moeder haar uiterste best doet om de stijgende lijn vast te houden en met de hulpverlening aan de slag gaat, zodat uithuisplaatsing van de kinderen ook op langere termijn niet zal hoeven worden overwogen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.