Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaardingen van 1 en 5 november 2021, met producties;
- de brief van mr. Arslan, met aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord van 4 november 2021, met producties;
- de mondelinge behandeling gehouden op 8 november 2021;
- de pleitnota van mr. Arslan.
2..De feiten
- VVA: ik vroeg u eerder om bewijsstukken van de opdrachtgever(s) van uw cliënt. U stuurde mij een opdrachtbevestiging van Duran aan uw cliënt van 28 februari 2020. Deze is niet door uw cliënt ondertekend. Ook de vragen die ik u daarover stelde zijn nog niet beantwoord. Verdere bewijsstukken van uitgevoerde dan wel openstaande opdrachten ontbreken nog. Ik kan daarmee niet zonder meer uitgaan van een continuïteit van opdrachten na het betreffende ongeval op 9 maart 2020. Ook zie ik geen aanleiding om alleen uit te gaan van Q1 2020 (in dit geval januari tot 9 maart 2020).
- Medische kosten: uw cliënt vertelde tijdens het gezamenlijk bezoek met onze schaderegelaar dat zijn zorgverzekeraar het eigen risico mogelijk niet in rekening zou brengen nu er een aansprakelijke partij is. Uit de claim van zijn zorgverzekeraar maak ik op dat er geen eigen risico in rekening is gebracht. Ik heb deze claim volledig aan de zorgverzekeraar voldaan.
- Huishoudelijke hulp: u vermeldt dat uw cliënt een aandeel in het huishouden had van 50%. Tijdens het gezamenlijk bezoek bleek dat zijn partner een aandeel heeft van 75/80%. Uw cliënt deed de rest; vuilniszakken buiten zetten, stofzuigen de wekelijkse boodschappen en de wasmand naar boven dragen.
- Reis- en parkeerkosten; ik is een onderbouwing hiervan.
- Immateriële schade: u noteert een bedrag op basis van voorlopige inschatting va € 3.500,-. Dit bedrag komt mij gezien bovenstaande causaliteitsvraag hoog voor.
omdat hiervoor op basis van de huidige informatie aanleiding toe is”.
3..Het geschil
4..De beoordeling
€ 1.016,00