In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 september 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind], geboren in 2004. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat de moeder onvoldoende pedagogische vaardigheden zou hebben om [naam kind] adequaat te begeleiden. De moeder had eerder aangegeven dat zij wilde dat [naam kind] uit huis geplaatst zou worden, maar was daar later op teruggekomen. De vader was tegen de verlenging en stelde dat de zorgen niet meer actueel waren, terwijl [naam kind] zelf aangaf dat het goed met haar ging en dat de zorgen over haar ontwikkeling niet klopten.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokkenen gehoord. De moeder was niet aanwezig, maar had voorafgaand aan de zitting een e-mail gestuurd waarin zij aangaf dat zij de ondertoezichtstelling niet langer nodig vond. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [naam kind] waren, vooral gezien de pedagogische tekortkomingen van de moeder. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden te verlengen en het verzoek voor het overige aan te houden, met de verwachting dat er voor de volgende zitting meer duidelijkheid zou komen over de situatie van [naam kind].
De kinderrechter heeft de GI verzocht om twee weken voor de volgende zitting een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.