ECLI:NL:RBROT:2021:13437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
10/074149-21 en 10/069991-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid en ontvankelijkheid benadeelde partijen in strafzaak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 10/074149-21 en 10/069991-21. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet strafbaar is, gebaseerd op de conclusies van pro Justitia-onderzoeken die wijzen op een bipolaire I-stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2021 in Spijkenisse verschillende strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder vernielingen en bedreigingen, maar dat deze hem niet kunnen worden toegerekend. De officier van justitie en de verdediging hebben beide gepleit voor ontslag van rechtsvervolging, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen beoordeeld en geconcludeerd dat zij ontvankelijk zijn in hun vorderingen, ondanks het feit dat de verdachte niet strafbaar is verklaard. De rechtbank heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële en materiële schade, en heeft de verdachte verplicht om deze vergoedingen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van gijzeling voor de verdachte vastgesteld in het geval van niet-betaling van de schadevergoedingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/074149-21 en 10/069991-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 november 2021
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte],
verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte],
raadsvrouw mr. S.C.H. Rutjens, advocaat te Roermond.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 29 juni, 26 augustus en 28 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 tot en met 8 ten laste gelegde in de zaak met het parketnummer 10/074149-21 en het ten laste gelegde in de zaak met het parketnummer 10/069991-21;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 (parketnummer 10/074149-21)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair onder 1 ten laste legde poging tot zware mishandeling. De verdachte is met flinke snelheid ingereden op een stilstaande personenauto. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inzittenden van die auto zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
Beoordeling
De maximale snelheid op de weg waar de botsing plaatsvond is 80 kilometer per uur. Aan de hand van de schade aan de beide auto’s is bij technisch onderzoek van de politie geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van de aanrijding zeer waarschijnlijk reed met een snelheid van ten hoogste 20 kilometer per uur. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel op basis van deze snelheid niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad - ook niet in voorwaardelijke zin - op een botsing met de stilstaande personenauto en op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel aan de inzittenden ervan. Dat de verdachte, zoals een getuige heeft verklaard, kort voor de botsing niet heeft afgeremd en daarna met hoge snelheid is weggereden, leidt wat dit aangaat niet tot een ander oordeel.
Omdat het dossier ook verder geen concrete aanknopingspunten bevat die wijzen op (voorwaardelijk) opzet bij de verdachte, spreekt de rechtbank hem vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste legde.
4.2.
Bewijswaardering
Het onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/074149-21 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/069991-21 is door de verdachte bekend. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij weinig herinnering heeft aan de concrete toedracht van de ten laste gelegde feiten, maar dat hij zich wel herinnert dat hij deze feiten heeft begaan.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde vernieling van schaalmodellen van een Formule 1 wagen. Aan het vereiste bewijsminimum is niet voldaan, omdat alleen de aangever heeft verklaard over vernielde schaalmodellen en steunbewijs hiervoor ontbreekt. De verdachte dient van dit onderdeel partieel te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Vast staat dat de verdachte vernielingen heeft aangericht in het tankstation waarbij verschillende goederen zijn kapot gegaan. De eigenaar van het tankstation heeft in zijn aangifte een opsomming gemaakt van de vernielde goederen, waaronder twee limited edition schaalmodellen van een Red Bull Racing Formule 1 wagen. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan zijn verklaring. Ook dit onderdeel acht de rechtbank derhalve bewezen.
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige feiten aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen daarom zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/074149-21 heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 14 maart 2021 te Spijkenisse,
opzettelijk en wederrechtelijk
een broodjescounter en een alcoholdispenser en een drankkoeling en een
parfumdisplay en een vitrinekast en twee
schaalmodellen van een Formule 1 wagen
diegeheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [naam tankstation] toebehoorde
n,
heeft vernield;
3.
hij op 14 maart 2021 te Spijkenisse, [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door
- ( nadat hij, verdachte, eerder naar die [naam slachtoffer] had geroepen dat er de volgende keer
een gewapende overval zou plaatsvinden) die [naam slachtoffer] toe te schreeuwen "Ik ken jou. Ik
ken hier mensen." en "... Ik onthoud je" en "Het is alles of niets" en
- daarbij zijn, verdachte's hand in zijn jaszak te houden en daarbij te doen alsof
hij, verdachte, een wapen bij zich had en
- met een longboard vernielingen aan te richten ten overstaan van die [naam slachtoffer] en
- dat longboard omhoog te heffen tot ongeveer schouderhoogte;
4.
hij op 14 maart 2021 te Spijkenissein het besloten lokaal aan de [straatnaam] bij de shop van het [naam tankstation] aldaar
in gebruik
,
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 13 maart 2021 schriftelijk de
toegang tot die shop ontzegd voor de duur van 12 maanden;
5.
hij op 17 maart 2021 te Spijkenisseopzettelijk en wederrechtelijk
een politiecel,
dieaan politiebureau Spijkenisse toebehoorde,
onbruikbaar
heeftgemaakt;
6.
hij op 17 maart 2021 te Spijkenisseopzettelijk
een ambtenaar, te weten [naam agent], opsporingsambtenaar van de politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kanker schele, met welk oog kijk je"
en "kanker nicht" en "kanker flikker" en "kanker mongool" en "kanker
nerd";
7.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Spijkenisse op/aan de Groene Kruisweg, op
14 maart 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten een persoon die onder nummer [nummer] door de politie is
geregistreerd) letsel en/of schade was toegebracht;
8.
hij op 14 maart 2021 te Spijkenisse, en/of
Ulvenhout, en/of een of meer tussen voornoemde gemeentes
liggende gemeentes, , als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Groene Kruisweg te Spijkenisse,
en/of (vervolgens) de Rijkswegen A15 en/of A16 en/of A58,
- door een rood verkeerlicht is gereden en (vervolgens)
- zich op voornoemde Rijksweg(en) met snelheden van tussen de 150 kilometer per
uur en 175 kilometer per uur, slingerend over alle rijstroken - inclusief de
vluchtstrook-, een weg heeft gebaand door het overige verkeer en
- daarbij meermalen andere voertuigen rechts heeft
ingehaald en
- daarbij stoptekens en optische geluidssignalen van de politie heeft
genegeerd en
- een onopvallend dienstvoertuig van de politie meermalen heeft afgesneden en
- nadat hij, verdachte door diverse politie auto's was ingesloten, over de naast de
Rijksweg gelegen groenstrook een rondje heeft gereden en
- ( vervolgens) tegen de rijrichting in (als spookrijder) over de vluchtstrook heeft
gereden tot hij tot stilstand was gekomen doordat hij door politieauto's werd
geramd,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt,
en het verkeer op die wegen werd gehinderd.
In de zaak met parketnummer 10/069991-21 is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 maart 2021 te Spijkenisse
opzettelijk en wederrechtelijk
een ski-box,
diegeheel of ten dele aan [naam tankstation], gelegen te [adres], toebehoorde,
heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten met het parketnummer 10/074149-21 leveren op:
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
5.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
6.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
7.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
8.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen feit met het parketnummer 10/069991-21 levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte en beoordeling gevaar voor recidive

Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het pro Justitia-rapport van 7 mei 2021, opgemaakt door psychiater [naam 1]. In zijn rapport komt de deskundige - zakelijk weergegeven - tot de volgende conclusies:
Bij de verdachte is sprake van een bipolaire I stoornis en een matig ernstige stoornis in het
gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. In deze periode was bij de verdachte sprake van een manisch toestandsbeeld, naar voren komend in psychotische belevingen (grootheidswanen, zelfoverschatting) en ontremming (versneld denken, verwardheid, weinig slaap). Hoewel het gebruik van cannabis de manie kan hebben versterkt (en de manie ook omgekeerd van invloed kan zijn geweest op het cannabisgebruik), is minder waarschijnlijk dat het manische beeld uitsluitend ontstond als gevolg van het toegenomen middelengebruik. Wel kan het gebruik van sertraline (een anti-depressief medicijn) een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van manische verschijnselen. Zo ontstond een vicieuze cirkel waarin de verdachte steeds manischer werd. Op basis van het beschreven toestandsbeeld wordt geadviseerd om, in geval van een bewezenverklaring, de ten laste gelegde feiten in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag, aangezien de manie na hervatting van de medicatie inmiddels in remissie is. Het risico op een nieuwe manische ontregeling, en daarmee het recidiverisico, zal hoger worden als de verdachte zijn medicatie staakt, verdere behandeling afhoudt en door zijn behandelaren niet op tijd wordt ingegrepen. Ook is van belang dat de verdachte in de toekomst geen cannabis gebruikt. Verdere behandeling van de vastgestelde psychiatrische problematiek zou kunnen plaatsvinden binnen de reguliere GGZ in het kader van een zorgmachtiging, waarbij de verdachte na een klinische fase verder ambulant kan worden begeleid. Een steviger juridisch kader, zoals TBS met voorwaarden, en behandeling in een extra beveiligde accommodatie worden vanuit gedragskundig oogpunt niet noodzakelijk geacht om het recidiverisico te reduceren.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het pro Justitia-rapport van 7 mei 2021, opgemaakt door de GZ-psycholoog [naam 2]. In haar rapport komt de deskundige - zakelijk weergegeven – tot de volgende conclusies:
Bij de verdachte is sprake van een bipolaire-I-stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was sprake van een floride psychotisch beeld, gepaard gaande met ontremming, euforie en grootheidsideeën, met ernstige oordeels- en kritiekstoornissen als gevolg. Geadviseerd wordt om de verdachte de te ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen. Onderzoekster meent dat gesproken kan worden van een groot recidiverisico, indien de verdachte zijn medicatie niet adequaat inneemt en indien hij cannabis gebruikt.
Ter voorkoming van recidive is in eerste instantie een klinische behandeling geïndiceerd. Aangezien ten tijde van het onderzoek ziektebesef en -inzicht bij de verdachte ontbreken, is een verplicht juridisch kader aangewezen. Een zorgmachtiging ligt daarbij voor de hand, gelet op de ernst van het psychiatrisch ziektebeeld enerzijds en de goede medewerking van de verdachte aan de behandeling in het PPC anderzijds. Indien de rechtbank van oordeel is dat hiermee het veiligheidsrisico te groot blijft, wordt de maatregel van TBS met voorwaarden geadviseerd.
Omtrent de verdachte is door GGZ Fivoor Den Haag op 7 juni 2021 een reclasseringsadvies uitgebracht. Uit dit rapport komt - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren.
De verdachte is een first offender en leidde tot eind 2020 een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan, waardoor het zeer opvallend en zorgelijk was dat hij in zeer korte tijd een spoor van delicten veroorzaakte. De psychische problematiek staat op de voorgrond en behoeft een specialistische behandeling. Daarbij komt dat de verdachte geleidelijk inzicht krijgt in de rol die de manie in zijn delictgedrag had. Ondanks dat hij ten tijde van het onderzoek van mening is dat behandeling en medicatie niet nodig zijn, is bekend dat patiënten met een bipolaire stoornis uiteindelijk vaak tot meer ziekte-inzicht komen zodra de manie en depressie zijn gestabiliseerd. Dit maakt dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de rapporterend psychiater en psycholoog om verdere behandeling van de verdachte te realiseren in het kader van een zorgmachtiging, omdat het ziektebeeld van de verdachte binnen dat kader voldoende kan worden behandeld om het recidiverisico te verminderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het advies van de deskundigen om het aan de verdachte tenlastegelegde niet toe te rekenen dient te worden overgenomen. Gelet hierop moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voorts acht de officier van justitie verdere behandeling van de verdachte in het kader van een zorgmachtiging passend en doelmatig ter afwending van het ernstig nadeel vanuit de bij hem vastgestelde psychiatrische stoornis, en ook toereikend ter beperking van het recidiverisico. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de terechtzitting aan de rechtbank meegedeeld dat op 10 augustus 2021 door de civiele rechter in deze rechtbank reeds een zorgmachtiging is afgegeven. Dat betekent dat verdere besluitvorming op dit punt in het kader van de onderhavige strafzaak niet noodzakelijk is.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien de gepleegde strafbare feiten hem niet kunnen worden toegerekend. Zij heeft zich voorts aangesloten bij het advies van de rapporterend psychiater en psycholoog om verdere behandeling van de verdachte binnen een civielrechtelijk kader te realiseren.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank, gelet op de bevindingen in de hiervoor besproken rapportages, van oordeel dat de bewezen feiten op grond van de vastgestelde psychische stoornis niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de verdachte niet strafbaar en zal hem wegens ontoerekeningsvatbaarheid ontslaan van alle rechtsvervolging. Dat betekent dat aan de verdachte geen straf zal worden opgelegd.
De rechtbank volgt ook de conclusie uit de genoemde rapporten dat de verdachte psychiatrische zorg nodig heeft ter beperking van het recidiverisico, maar dat een strafrechtelijk behandelkader en opname in een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau daarbij op dit moment niet noodzakelijk zijn. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak - naar aanleiding van het advies van de deskundigen en ter bespoediging van een (klinische) behandeling van de verdachte - een voorbereidend onderzoek doen verrichten naar de haalbaarheid van de benodigde behandeling in het kader van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Wet forensische zorg (hierna ook: Wfz). Zij heeft op basis van de bevindingen bij dit onderzoek vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de civiele kamer binnen deze rechtbank tot afgifte van een zorgmachtiging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat de gevraagde zorgmachtiging door de civiele rechter op 10 augustus 2021 is verleend voor een periode van zes maanden, en dat een klinische opname daarbij op dat moment niet (meer) noodzakelijk werd geacht. Navraag door de officier van justitie bij de behandelaars bevestigt de mededeling van de verdachte ter terechtzitting dat de behandeling volgens plan verloopt, dat hij gemaakte afspraken bij de ambulante behandeling goed nakomt en dat hij de hem voorgeschreven medicatie trouw inneemt. De verdachte heeft daarnaast ter zitting opgemerkt dat hij, terugkijkend op de periode van de gepleegde strafbare feiten, de risico’s van het gebruik van cannabis inmiddels onderkent en dat hij vast van plan is om in de toekomst niet terug te vallen in middelengebruik.
De rechtbank ziet op basis van de conclusies uit het pro Justitia-onderzoek en van de bevindingen ter terechtzitting geen aanleiding in het kader van de strafzaak tot het opleggen van een maatregel ter verdere beperking van het recidiverisico.

7..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Ontvankelijkheid
Artikel 361, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een benadeelde partij slechts kan worden ontvangen in haar vordering indien aan de verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel indien de verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) schuldig wordt verklaard zonder strafoplegging. In de onderhavige strafzaak wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van een schulduitsluitingsgrond en wordt (door de strafrechter) geen maatregel opgelegd.
De rechtbank zal daarom eerst ingaan op de vraag naar de ontvankelijkheid van de schadevorderingen die door de benadeelde partijen [naam benadeelde 1], [naam benadeelde 2] en de Nationale Politie, eenheid Rotterdam, zijn ingediend.
Op 1 januari 2020 is artikel 37 Sr - de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal een jaar - komen te vervallen. Met ingang van diezelfde datum is de Wet forensische zorg in werking getreden, op basis waarvan de strafrechter - indien daartoe indicaties worden gezien - de mogelijkheid heeft gekregen om naast het strafvonnis
als civiele rechtervoor de duur van maximaal zes maanden een zorgmachtiging te verlenen. Met het afgeven van een zorgmachtiging door de strafrechter ex artikel 2.3 Wfz wordt hetzelfde doel nagestreefd als eerder het geval was met de maatregel ex artikel 37 Sr, namelijk ervoor zorgen dat de verdachte verplichte zorg krijgt, waardoor het gevaar voor de (algemene) veiligheid van personen of goederen wordt afgewend. De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever met de invoering van de zorgmachtiging niet heeft bedoeld een wijziging aan te brengen in de positie van de benadeelde partij binnen het strafproces.
In de onderhavige strafzaak is geen toepassing gegeven aan artikel 2.3 Wfz, nu door de civiele rechter in een afzonderlijke procedure reeds eerder een zorgmachtiging is afgegeven. De rechtbank is - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat deze omstandigheid niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen, gelet op de inhoudelijke samenhang van de verleende zorgmachtiging met de strafzaak en de proces-economische redenen die voor de officier van justitie aanleiding waren tot het voeren van een afzonderlijke, civielrechtelijke procedure. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
7.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit met het parketnummer 10/074149-21 en het feit met het parketnummer 10/069991-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 350,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In het resterende deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit. Zij heeft aangevoerd dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd, omdat niet met stukken is aangetoond dat hij is aangetast in zijn persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de voornoemde bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding kan worden opgemaakt dat de benadeelde partij zich zeer onveilig heeft gevoeld door de geuite bedreigingen en agressieve uitlatingen van de verdachte. Hij heeft door de hierna ontstane spanningen niet goed kunnen slapen, had moeite met studeren en had concentratieproblemen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen ten gevolge van handelen van de verdachte. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 350,-, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten met het parketnummer 10/074149-21 en het feit ten laste gelegd met parketnummer 10/069991-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.844,60 aan materiële schade (bestaande uit tweemaal eigen risico inboedelverzekering, onbetaalde brandstof, ziektekosten en de kosten van een kapotte skibox).
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.369,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daartoe heeft zij opgemerkt dat de diefstal van de benzine niet ten laste is gelegd en dat het vaststellen van het causaal verband tussen het ten laste gelegde en de gevorderde ziektekosten nader onderzoek zou vergen, waardoor een onevenredige belasting van het strafproces zou ontstaan. In het deel van de vordering dat ziet op deze posten dient de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft primair niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit, omdat uit de stukken gevoegd bij de vordering, dan wel uit het strafdossier niet valt af te leiden dat de heer Van den Heuvel bevoegd is [naam benadeelde 2] in haar vordering te vertegenwoordigen. Subsidiair heeft de raadsvrouw afwijzing, dan wel-ontvankelijkheid van de vordering bepleit voor zover deze ziet op de schadeposten eigen risico, ziektekosten en de ski-box, wegens onvoldoende onderbouwing.
Beoordeling – vertegenwoordiging
Uit het ingevulde schadeformulier in het dossier blijkt dat T.D. van den Heuvel is gemachtigd door [naam 3], optredend namens de [naam benadeelde 2]. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom op dit punt verworpen.
Beoordeling – schadeposten
Ten aanzien van de schadepost onbetaalde brandstof zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte niet strafrechtelijk is vervolgd voor het niet betalen van getankte brandstof. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ter onderbouwing van het deel van de vordering dat ziet op de kapotte ski-box is door de benadeelde een screenshot met de aankoopprijs van een nieuwe ski-box overgelegd. De rechtbank kan op basis hiervan echter niet vaststellen of de door de verdachte vernielde ski-box van een vergelijkbaar type was, noch wanneer deze is aangeschaft. Omdat wel vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit met het parketnummer 10/069991-21 rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal de rechtbank, ondanks de betwisting door de verdachte, die schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 200,- en de vordering tot dat bedrag toewijzen. Hetgeen meer is gevorderd zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de schadepost eigen risico staat vast dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Dit deel van de gevorderde schadevergoeding is door de verdachte niet voldoende gemotiveerd weersproken en komt de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de vertegenwoordiger van de benadeelde partij ter zitting voldoende heeft toegelicht dat het eigen risico in gevallen als deze € 500,- bedraagt.
In het deel van de vordering dat ziet op ziektekosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Het is op dit moment niet duidelijk in hoeverre daadwerkelijk schade is geleden, noch of deze schade in causaal verband staat tot het bewezenverklaarde. Het vaststellen van de gegrondheid en de omvang van dit deel van de vordering vergt dan ook nader onderzoek en nadere behandeling, en levert daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.4.
Benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Nationale Politie, eenheid Rotterdam ter zake van het onder 8 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.266,99 aan materiële schade (reparatie politieauto).
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering bepleit, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit het dossier kan immers niet worden opgemaakt dat de Audi met het kenteken [kentekennummer] waar de schadecalculatie gevoegd bij de vordering op ziet, de auto is die op 14 maart 2021 is “geramd”.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 8 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. De enkele suggestie, dat de personenauto van het merk Audi met het kenteken [kentekennummer] (opgenomen in de schadecalculatie) niet dezelfde auto zou kunnen betreffen als de auto die de verdachte tijdens zijn vlucht voor de politie heeft beschadigd, kan niet gelden als een voldoende gemotiveerde betwisting van de met stukken onderbouwde vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.5.
Schadevergoedingsmaatregel / gijzeling
Ten aanzien van de toegewezen vorderingen acht de rechtbank tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert.
Met betrekking tot de bijbehorende bepaling van de duur van de gijzeling ziet de rechtbank op basis van de conclusies uit de PJ-rapportages en de beslissing tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid, aanleiding om bij de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen de mogelijkheid tot gijzeling te beperken tot (de minimale duur van) één dag per vordering, indien verhaal niet mogelijk blijkt.
7.6.
Conclusie
De verdachte moet een schadevergoeding betalen aan:
  • de benadeelde partij [naam benadeelde 1] van € 350,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
  • de benadeelde partij [naam benadeelde 2] van € 1.369,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
  • de benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Rotterdam van € 11.266,99, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 138, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5, 7, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074149-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074149-21 en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/069991-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
(Benadeelde partij [naam benadeelde 1])
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 350,-(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 350 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
(Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 1.369,- (zegge: duizend driehonderd negenenzestig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.369,-(hoofdsom,
zegge: duizend driehonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.369,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
(Benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Rotterdam)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale politie, eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 11.266,99 (zegge: elfduizend tweehonderdzesenzestig euro en negenennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Nationale politie, eenheid Rotterdam te betalen
€ 11.266,99(hoofdsom
zegge: elfduizend tweehonderdzesenzestig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.266,99 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/074149-21
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon die onder nummer [nummer] door de politie is geregistreerd en/of
haar dochter van vijf jaar oud
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
als bestuurder van een auto opzettelijk en met behoorlijke snelheid tegen de auto is
aangereden, waarin die voornoemde persoon met haar dochter voor het rode
stoplicht stond te wachten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een persoon die onder nummer [nummer] door de politie is geregistreerd heeft
mishandeld door als bestuurder van een auto opzettelijk en met behoorlijke
snelheid tegen de auto aan te rijden, waarin die voornoemde persoon (met haar vijf
jaar oude dochter) voor het rode stoplicht stond te wachten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk en wederrechtelijk
een broodjescounter en/of een alcoholdispenser en/of een drankkoeling en/of een
parfumdisplay en/of een vitrinekast en/of twee, althans een of meer,
schaalmodel(len) van een Formule 1 wagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [naam tankstation] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
[naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- ( nadat hij, verdachte, eerder naar die [naam slachtoffer] had geroepen dat er de volgende keer
een gewapende overval zou plaatsvinden) die [naam slachtoffer] toe te schreeuwen "Ik ken jou. Ik
ken hier mensen." en/of "... Ik onthoud je" en/of "Het is alles of niets", althans
woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- daarbij zijn, verdachte's hand in zijn jaszak te houden en/of daarbij te doen alsof
hij, verdachte, een wapen bij zich had en/of
- met een longboard vernielingen aan te richten ten overstaan van die [naam slachtoffer] en/of
- een/dat longboard omhoog te heffen tot ongeveer schouderhoogte en/of ;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
in het besloten lokaal aan de [straatnaam] bij de shop van het [naam tankstation] aldaar,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 13 maart 2021 schriftelijk de
toegang tot die shop ontzegd voor de duur van 12 maanden;
(art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk en wederrechtelijk
een politiecel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan politiebureau Spijkenisse toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [naam agent], opsporingsambtenaar van de politie
Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "kanker schele, met welk oog kijk je"
en/of "kanker nicht" en/of "kanker flikker" en/of "kanker mongool" en/of "kanker
nerd", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Spijkenisse op/aan de Groene Kruisweg, op
of omstreeks 14 maart 2021
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten een persoon die onder nummer [nummer] door de politie is
geregistreerd) letsel en/of schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
8.
hij op of omstreeks 14 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of
Ulvenhout, gemeente Breda en/of een of meer tussen voornoemde gemeentes
liggende gemeentes, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Groene Kruisweg te Spijkenisse,
gemeente Nissewaard en/of (vervolgens) de Rijksweg(en) A15 en/of A16 en/of A58,
- door een rood verkeerlicht is gereden en/of (vervolgens)
- zich op voornoemde Rijksweg(en) met snelheden van tussen de 150 kilometer per
uur en 175 kilometer per uur, in ieder geval een snelheid die beduidend hoger was
dan ter plaatse toegestaan, slingerend over alle rijstroken - inclusief de
vluchtstrook-, een weg heeft gebaand door het overige verkeer en/of
- daarbij meermalen, althans eenmaal, (telkens) andere voertuigen rechts heeft
ingehaald en/of
- daarbij een of meer stoptekens en/of optische geluidssignalen van de politie heeft
genegeerd en/of
- een onopvallend dienstvoertuig van de politie meermalen, althans eenmaal,
(telkens) heeft afgesneden en/of
- nadat hij, verdachte door diverse politie auto's was ingesloten, over de naast de
Rijksweg gelegen groenstrook een rondje heeft gereden en/of
- ( vervolgens) tegen de rijrichting in (als spookrijder) over de vluchtstrook heeft
gereden tot hij tot stilstand was gekomen doordat hij door politieauto's werd
geramd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/069991-21
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 12 maart 2021 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk en wederrechtelijk
een ski-box, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [naam tankstation], gelegen te [adres], toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)