ECLI:NL:RBROT:2021:13439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
C/10/629567 / JE RK 21-3143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders, die in België wonen. [naam kind] verblijft momenteel in de gemeenschapsinstelling De Zande in België, waar hij te maken heeft gehad met huiselijk geweld en gedragsproblematiek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging om hem in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de betrokken partijen, waaronder de ouders en hun advocaten, waren aanwezig.

De kinderrechter heeft overwogen dat er sprake is van een belast verleden voor [naam kind], wat zijn ontwikkeling ernstig belemmert. Er zijn zorgen over zijn gedrag, waaronder agressie en het onttrekken aan hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de Belgische kinderrechter eerder al een ondertoezichtstelling heeft verleend en dat er een noodzaak is voor passende hulpverlening. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend, maar ook de mogelijkheid van een open instelling in overweging genomen, gezien de zorgen over de effectiviteit van een gesloten plaatsing.

De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) opgedragen om te onderzoeken of een plaatsing in een open instelling mogelijk is, en heeft bepaald dat [naam kind] voor 5 februari 2022 moet worden overgebracht naar een Nederlandse instelling. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, met de opdracht om de voortgang van de plaatsing te monitoren en te rapporteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een zitting gepland om de voortgang te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/629567 / JE RK 21-3143
Datum uitspraak: 20 december 2021
Beschikking ondertoezichtstelling machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind],
advocaat: mr. A.T. Bol, te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. W.J. van Bel, te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Jannick D’HONDT,

Individueel begeleider van [naam kind] (hierna te noemen: de begeleider van [naam kind]).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verwijzingsbeschikking van de kinderrechter in de rechtbank West-Vlaanderen van 28 oktober 2021;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 1 december 2021, ingekomen bij de griffie op 1 december 2021;
- de verklaring d.d. 13 december 2021 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de instemmende verklaring d.d. 13 december 2021 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.T. Bol;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J. van Bel;
- de moeder, die telefonisch is gehoord;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de GI.
Bijzondere toegang is verleend aan dhr. J. D’Hondt.

De feiten

De kinderrechter neemt als onweersproken uitganspunt aan dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders. [naam kind] is geboren voor het nog immer staande huwelijk van de ouders op 9-3-2010 [1] , maar bij gebrek aan inschrijving van [naam kind] in het Nederlands gezagsregister, verlaat de kinderrechter zich op de beschikbare stukken uit België, als ook op de raadsrapporten c.a., waarin wordt gesteld dat er sprake is van gezamenlijk gezag van de ouders.
[naam kind] verblijft in de gemeenschapsinstelling De Zande, campus Ruiselede, te België.
Bij vonnis van de Belgische kinderrechter van 5 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd voor de duur van een jaar, te weten tot 21 mei 2021. Bij beschikking van 30 juli 2021 is [naam kind] verder voor de duur van zes maanden, te weten tot 5 februari 2022 toevertrouwd aan de open afdeling van de gemeenschapsinstelling De Zande.
Bij verzoek van 25 augustus 2021 werd door tussenkomst van de Belgische liasonrechter verzocht om overdracht van jurisdictie naar de Nederlandse kinderrechter en werd de Nederlandse kinderrechter verzocht om aanvaarding van bevoegdheid voor het jeugdbeschermingsdossier van [naam kind].
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 oktober 2021, met zaaknummer C/10/626431 /J E RK 21-2626, heeft de kinderrechter de bevoegdheid ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor [naam kind] aanvaard overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de Brussel II-bis verordening. Tezelfdertijd heeft de kinderrechter opdracht gegeven aan de Raad zijn onderzoek van 7 december 2020 te actualiseren en de Raad verzocht het daarop gebaseerde advies uiterlijk 1 december 2021 aan de kinderrechter te doen toekomen.
In voormelde beschikking heeft de kinderrechter overwogen dat de aanvaarding van de verantwoordelijkheid, gegeven de problematiek van het transponeren van de noodzakelijke jeugdbeschermingsmaatregelen, moet betekenen dat hangende nadere beslissingen van de Nederlandse kinderrechter de beslissingen van de Belgische jeugdrechter kracht van gewijsde blijven behouden.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden.
Ook verzoekt de Raad een machtiging om [naam kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, beide met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Bij [naam kind] is er sprake van een belast en onrustig verleden waarin hij is geconfronteerd met huiselijk geweld. De scheiding van de ouders van [naam kind] heeft hem in een loyaliteitsconflict gebracht. [naam kind] vertoont gedragsproblematiek. Hij heeft moeite met kritiek, het aanvaarden van gezag en het uiten van zijn gevoelens. [naam kind] heeft weinig vertrouwen in zichzelf en stelt zich zelfbepalend op. Hij legt de schuld van zijn problemen bij anderen. [naam kind] gaat al een lange periode niet naar school. [naam kind] is een lange gesloten geplaatst geweest, maar er is geen persoonlijkheidsonderzoek afgenomen of gerichte hulpverlening ingezet. Dit is wel noodzakelijk voor [naam kind]. De instelling waar [naam kind] nu verblijft adviseert een plaatsing op een plek met structuur en veiligheid. Dit is de reden dat de Raad heeft verzocht om en machtiging gesloten jeugdhulp.
De Raad kan zich vinden in een tenuitvoerlegging van de verzochte machtiging op een wijze zoals ter zitting besproken, met als voorwaarde dat de GI er voor instaat dat het zo een goede plek voor [naam kind] kan vinden.

De standpunten

De GI
De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Er is weinig bekend over [naam kind]. Het is noodzakelijk dat er een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen om te bekijken welke plek het beste bij [naam kind] past. De jeugdbeschermer die bij de broers van [naam kind] betrokken is, zal ook de jeugdbeschermer van [naam kind] worden. Als [naam kind] zowel op open als op gesloten groepen kan worden geplaatst, zullen er meer plekken mogelijk zijn.
De moeder
De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. Het is goed dat [naam kind] naar Nederland verplaatst zodat hij zijn familie meer kan zien. In België is er geen vooruitzicht op verbetering. [naam kind] heeft psychische hulp nodig.
De vader
De vader stemt, mede bij monde van zijn advocaat, in met het verzoek van de Raad. [naam kind] heeft de afgelopen twee jaar in een instelling gezeten waar hij geen behandeling heeft ontvangen. [naam kind] liep inderdaad weg omdat hij geen perspectief heeft in deze instelling. Het is van belang dat [naam kind] naar Nederland komt om dichter bij zijn familie te zijn en een behandeling te ontvangen op een plek zoals Hand in Hand in Alphen aan den Rijn.
De informant
De begeleider van [naam kind] licht toe dat [naam kind] al een lange tijd in de beslotenheid verblijft. De verblijfsruimte van [naam kind] wordt dagelijks afgesloten. Hij verblijft sinds ruim een jaar in Ruislede. Bij zijn overdracht is meegegeven dat hij daarvoor wegloopgedrag liet zien, maar dat is in Ruislede niet waargenomen. Het is een jongen met forse gedragsproblematiek maar ook de wens om het juiste te doen. Het ontbreekt hem al heel lang aan perspectief en dat raakt hem. [naam kind] heeft een stoer uiterlijk en gebruikt verbale agressie om dingen te verbergen in plaats van ermee om te gaan. Er heeft geen behandeling plaatsgevonden omdat het lange tijd onduidelijk is geweest waar [naam kind] zou gaan verblijven. Ook heeft [naam kind] de aangeboden hulpverlening een lange tijd geweigerd. Het afgelopen jaar heeft [naam kind] feitelijk stil gestaan. [naam kind] brengt veel tijd door op zijn kamer om te voorkomen dat hij gefrustreerd raakt van zijn omgeving. Het is van groot belang dat [naam kind] duidelijkheid en perspectief krijgt. [naam kind] dient behandeling te krijgen voor zijn problematiek.
[naam kind]
stemt, mede bij monde van zijn advocaat, in met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling. [naam kind] verzet zich tegen het verzoek om [naam kind] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op te nemen. [naam kind] verblijft al ruim twee jaar in de besloten instelling en krijgt geen behandeling. [naam kind] krijgt vanwege de afstand tussen hem en zijn familie weinig bezoek en het ontbreekt hem aan perspectief. Het is daarom logisch dat [naam kind] niet gemotiveerd is. Hij heeft in het begin zijn medewerking aan hulpverlening verleend, maar is de moed verloren. [naam kind] wil zijn medewerking verlenen aan hulpverlening. Het is daarom niet noodzakelijk dat [naam kind] in de geslotenheid verblijft. [naam kind] zou graag bij zijn vader in Nederland willen wonen. Als dat niet mogelijk is, dan wil [naam kind] worden overgeplaatst naar een open groep in Nederland die dichter bij zijn familie is. Het is belangrijk dat [naam kind] meer contact kan hebben met zijn vader en broertjes. Hand in Hand in Alphen aan den Rijn zou daarom een beter passende plek zijn dan Harreveld.

De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een ondertoezichtstelling zal deze als onweersproken worden verleend voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van de gesloten machtiging tot uithuisplaatsing
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend als naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Bij [naam kind] is er sprake van een belast verleden waarin hij te maken heeft gehad met huiselijk geweld, onrust en onveiligheid. Bij [naam kind] is er nog altijd sprake van loyaliteitsproblematiek. [naam kind] heeft moeite met agressieregulatie en gezag en kan lastig zijn emoties uiten. Er zijn zorgen over roekeloos en gevaarlijk gedrag van [naam kind] met gevaarlijke situaties als gevolg. Ook zijn er zorgen over seksueel grensoverschrijdend gedrag. In het verleden is [naam kind] ook weggelopen. Ook heeft [naam kind] vanwege de afstand tussen hem en zijn familie, weinig contact het zijn familie. [naam kind] heeft een lange hulpverleningsgeschiedenis en heeft twee jaar in de besloten jeugdhulp in België verbleven. Vanwege de onduidelijkheid over het perspectief van [naam kind] heeft er geen behandeling van de problematiek van [naam kind] plaatsgevonden.
De kinderrechter is van oordeel dat het nadrukkelijk in het belang van [naam kind] is om passende hulpverlening te ontvangen. [naam kind] heeft recht op duidelijkheid en perspectief.
De kinderrechter neemt tot uitgangspunt dat de Belgische kinderrechter met recht en reden de beslissing tot een plaatsing in een besloten instelling genomen heeft en dat die beslissing op voet van de toepasselijke verdragsbepaling zonder meer in Nederland ten uitvoer is te leggen. Er zijn onderbouwde zorgen die een gesloten plaatsing noodzakelijk maken.
De gedragswetenschapper die de instemmingsverklaring heeft opgemaakt, concludeert:
Het beperkte dossier maakt dat ondergetekende onvoldoende zicht heeft op de hulpverleningsgeschiedenis. Wel kan worden vastgesteld dat [naam kind] zijn huidige, tijdelijke situatie, die door procedures langer heeft geduurd dan gewenst, absoluut ontoereikend is om hem verder te helpen met het ontwikkelen van andere oplossingsvaardigheden en het vergroten van de sociale wenselijkheid waarmee hij zich verder kan ontwikkelen en zich in het sociale leven staande kan houden zonder escalaties. [naam kind] wordt vooral begrensd en afgezonderd waardoor hij niet kan oefenen met sociale vaardigheden, in zijn negatieve zelfbeeld bevestigd wordt en hij zijn omgeving steeds vijandiger benaderd. [naam kind] trekt zich terug uit het contact, wil zo snel als mogelijk weg en werkt niet meer mee met initiatieven die zijn huidige behandelaars aanbieden. Het al eerder geadviseerde onderzoek is snel noodzakelijk om behandeling en psycho-educatie op te starten. [naam kind] heeft een sterke autonomiebehoefte en is weinig gemotiveerd voor behandeling. Wel is zichtbaar dat het perspectief in Nederland positieve verwachtingen bij hem schept: een belangrijke voorwaarde om aan de slag te kunnen. Voor de hulpverlening aan [naam kind] in Nederland is bij aanvang een gesloten setting noodzakelijk: hij is nog weinig vrijheid gewend, moet stapsgewijs wennen aan en leren in een groep te leven en zijn proactieve agressie maakt dat het mogelijk moet zijn begrenzende maatregelen in te zetten. Daarbij is weglopen altijd zijn oplossing geweest in (behandel) situaties waar hij zich tegen verzette. Tenslotte: [naam kind] zijn huidige situatie vraagt om een snelle plaatsing in Nederland, omdat hij nu al ruim een jaar in de wachtstand staat en zijn ontwikkeling op alle terreinen stagneert.
Maar de kinderrechter onderkent, samen met alle andere procespartijen, dat er nog veel onbekend is. Nu [naam kind] in ieder het afgelopen jaar in beslotenheid heeft doorgebracht zonder effectieve behandeling, maar ook zonder noemenswaardige incidenten die duidelijk maken dat een gesloten plaatsing nog strikt noodzakelijk is voor [naam kind], kunnen er vraagtekens gesteld worden bij het overzetten van de Belgische beschermingsmaatregel naar de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De gedachte dringt zich op dat [naam kind] wellicht eerder dan verzocht in een open setting zou passen. Dat vergt nader onderzoek. [naam kind] heeft op zitting gezegd dat hij daaraan wil meewerken, maar dit gaat weer wel tijd in beslag nemen, terwijl snelheid geboden is in deze zaak. De Nederlandse advocaat van [naam kind] heeft van haar Belgische confrère begrepen dat er al persoonlijkheidsonderzoeken gedaan zijn in België, maar zij, noch haar confrère, de Raad of de GI beschikken over die onderzoeken. Maar daarbij sluit de kinderrechter zijn ogen niet voor de kans dat voortschrijdend inzicht tot andere (on)mogelijkheden zal leiden. Uit het nadere onderzoek, zijn gedrag de komende tijd of het Belgische dossier over [naam kind] kan naar voren komen dat open instellingen hem niet de hulp en zorg kunnen bieden die hij nodig heeft. Noodzakelijk is immers wel dat de machtiging wordt gebruikt om een passende plek voor [naam kind] te vinden waar hij de duidelijkheid en rust heeft om van behandeling te kunnen profiteren.
Daarnaast is het van belang dat [naam kind] dichter bij zijn familie in de regio Rotterdam kan verblijven en zo meer steun aan hen kan ontlenen. Plaatsen in een gesloten instelling zijn echter schaarser dan in een open instelling en de GI onderkent dat er nu gekeken wordt naar Harreveld, wat én niet in de buurt van [naam kind] familie is én een wachtlijst kent. Als er alleen naar geschikte plekken in gesloten instellingen gezocht gaat worden, wordt de kans dat er op korte termijn iets passends gevonden wordt voor [naam kind] aanmerkelijk kleiner.
Er spelen derhalve verschillende problemen die alle een effect hebben op het tot stand komen van de door iedereen gewenste situatie: feitelijke overplaatsing van [naam kind] op zo kort mogelijke termijn naar een instelling zo dicht bij vader als mogelijk, het liefst - zo is de wens van [naam kind] – niet in een gesloten instelling.
De kinderrechter ziet een mogelijke oplossing in het reëel voor ogen houden van de mogelijkheid van een plaatsing in een geschikte open instelling. Die mogelijkheid bestaat ook wettelijk, want een machtiging gesloten jeugdhulp hoeft niet noodzakelijkerwijs in een gesloten instelling ten uitvoer hoeft te worden gelegd. Deze kan ook gehanteerd worden als een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter verzoekt de GI daarom nadrukkelijk om te onderzoeken of een plaatsing in een open instelling eerder de gewenste situatie oplevert.
De kinderrechter zal daarom de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor de periode van zes maanden. Daarbij geeft de kinderrechter de Raad en de GI een aantal opdrachten mee.
Ten eersteis, gelet op het belang dat [naam kind] spoedig perspectief krijgt en de Belgische maatregel tot plaatsing in een besloten groep op 5 februari 2022 vervalt,
noodzakelijk dat de verleende machtiging, al dan niet in een gesloten instelling, voor 5 februari 2022 ten uitvoer wordt gelegd.[naam kind] moet dus voor 5 februari 2022 overgebracht zijn naar een Nederlandse instelling.
Ten tweedeis het noodzakelijk om tussentijds te kunnen bezien of [naam kind] op een passende plek in Nederland verblijft. De kinderrechter zal daarom een zitting plannen binnen 3 maanden, om te bezien hoe de machtiging ten uitvoer is gelegd. Voorafgaand aan die zitting,
uiterlijk voor 1 maart 2022, moet de Raad, dan wel in zijn plaats de GI, aan de kinderrechter en de overige procespartijen berichten op welke wijze de overplaatsing van [naam kind] vorm heeft gekregen, in een open dan wel een gesloten instelling. Daarnaast verzoekt de kinderrechter de Raad hem te bericht over de verdere stand van zaken in een beknopte briefrapportage. Mocht [naam kind] in een gesloten instelling zijn geplaatst, dan zal op die zitting nader aan de orde gesteld worden of en zo ja, hoe lang dat (daarna nog) passend is voor [naam kind].

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 20 december 2021 tot 20 december 2022;
verleent een machtiging om [naam kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 december 2021 tot 20 juni 2022;

en:

verzoekt de Raad en/of de GI om aan de kinderrechter en de overige procespartijen voormelde rapportage te doen komen;
roept op: [naam kind] en zijn advocaat, de Raad, de GI, de vader en zijn advocaat en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Rotterdam in het gerechtsgebouw aan de Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam op
10 maart 2022 te 15:00 uur, om nader op het verzoek te worden gehoord;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Bron: uittreksels uit de Basisregistratie Personen (BRP) van beide ouders