ECLI:NL:RBROT:2021:13441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
C/10/626191 / KG ZA 21-836 (voorlopige voorziening) C/10/626166 / FA RK 21-7326 (beroep)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huisverbod op grond van de Wet tijdelijk huisverbod na gebrek aan bewijs van ernstig gevaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een huisverbod dat was opgelegd aan verzoeker door de burgemeester van de gemeente Brielle. Het huisverbod was opgelegd op basis van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth), omdat de burgemeester meende dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van zijn partner, de achterblijfster, een ernstig en onmiddellijk gevaar voor haar veiligheid opleverde. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, waardoor verzoeker in zijn verzoek kon worden ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het huisverbod was opgelegd na een incident waarbij verzoeker en de achterblijfster in een conflict verwikkeld waren geraakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet voldoende bewijs had geleverd dat er op het moment van het bestreden besluit daadwerkelijk een ernstig gevaar voor de achterblijfster bestond. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en het bestreden besluit vernietigd moest worden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen beslissing genomen over de kosten die verzoeker had gemaakt. Tevens werd er een mogelijkheid tot mediation tussen verzoeker en de achterblijfster genoemd, waarbij Veilig Thuis bereid was om te helpen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van een huisverbod en de rechtsbescherming van betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/626191 / KG ZA 21-836 (voorlopige voorziening)
C/10/626166 / FA RK 21-7326 (beroep)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van1 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[naam verzoeker], verzoeker,
wonende te [adres verzoeker] ,
en
de burgemeester van de gemeente Brielle, verweerder,
gemachtigde P. Tanis,
in welke zaken belanghebbende is:
[naam partner], de partner van verzoeker,
wonende op voormeld adres,
hierna achterblijfster.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 27 september heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
Bij brief van 27 september 2021 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021. Aanwezig waren:
 verzoeker;
 verweerder, vertegenwoordigd door de gemachtigde;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [naam] .

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep gegrond,
 vernietigt het bestreden besluit geheel,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
1.
Weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
1.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning van achterblijfster (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
1.2. Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen.

2 Kortsluiten

2.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, zodat verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek. Het feit dat het huisverbod nog van kracht is, brengt spoedeisendheid met zich.

4.Beoordeling gronden

4.1.
Verzoeker voert aan dat er geen ernstig en onmiddellijk gevaar voor achterblijfster bestond op het moment dat verweerder het bestreden besluit nam.
4.2.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover hier van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9 van de Wth.
4.3.
De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Als blijkt van dat gevaar, dan was verweerder bevoegd een huisverbod op te leggen. Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.
4.4.
Uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de aanleiding voor het bestreden besluit een incident was waarbij achterblijfster ruzie begon te maken met verzoeker over het ogenschijnlijk normale gebruik van zijn telefoon. Tijdens dit incident is er niet alleen sprake geweest van verbaal contact tussen verzoeker en achterblijfster. Er was van beide kanten ook fysiek contact. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard en met een door hem gemaakt filmpje onderbouwd dat hij achterblijfster heeft gevraagd te stoppen. Achterblijfster heeft dit uiteindelijk ook gedaan en is naar een vriendin vertrokken. Door verweerder is niet inzichtelijk gemaakt dat er op dat moment een ernstig gevaar bestond, ook niet specifiek voor een wurging van achterblijfster. Er onderbreekt een onderbouwing voor de stelling dat dit heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld een foto van letsel in de vorm van een verkleuring van de huid waar de wurging plaatsvond.
4.5.
Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laten.
4.6.
Omdat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
4.7.
De voorzieningenrechter zal geen beslissing nemen over kosten die verzoeker heeft gemaakt. In de eerste plaats verzoekt verzoeker dit niet. In de tweede plaats heeft hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat als het huisverbod nu stopt, hij nu (tijdens de mondelinge behandeling) geen vergoeding verlangt van kosten die hij heeft moeten maken. In de derde plaats heeft hij het maken van kosten niet onderbouwd, bijvoorbeeld door facturen van deze overnachtingen te laten zien.
4.8.
Tot slot vermeldt de rechtbank dat verzoeker tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard zeer graag gebruik te maken van het aanbod van verweerder om te bemiddelen tussen verzoeker en achterblijfster, en graag in mediation te willen met achterblijfster. Veilig Thuis ( [naam] ) bleek in vergaande mate bereid verzoeker en achterblijfster hierbij te helpen.
Aldus gedaan door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, en door deze en mr. R. Jelicic, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: