In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Kara, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, en dat [voornaam minderjarige] momenteel verblijft bij de grootmoeder aan moederszijde.
De aanleiding voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is de ernstige bezorgdheid over de veiligheid van [voornaam minderjarige]. Er zijn sterke vermoedens van kindermishandeling en seksueel misbruik, wat heeft geleid tot een voorlopige ondertoezichtstelling tot 23 april 2021. De Raad heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat [voornaam minderjarige] met spoed uit huis is geplaatst bij de grootmoeder, en er nog een politieonderzoek loopt naar de omstandigheden van het letsel van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de ernst van de situatie benadrukt en geconcludeerd dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] voorop staat. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 23 april 2021, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier F.J.A. Jorens. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.