Op 4 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders, die beiden telefonisch zijn gehoord. De minderjarige verblijft op een gesloten groep bij Harreveld en heeft in het verleden te maken gehad met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft een verzoek ingediend voor een machtiging tot gesloten jeugdhulp, dat is aangehouden, en een verzoek tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden.
Tijdens de zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] vooruitgang heeft geboekt, maar dat deze nog niet voldoende is voor een overplaatsing naar een open groep. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernst van de problemen en het gedrag van de minderjarige, waaronder recentelijk positief drugsgebruik. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de periode van drie maanden, tot 8 april 2021, en het verzoek tot uithuisplaatsing aan te houden tot een pro forma datum op 1 april 2021. De GI is verzocht om twee weken voor deze datum een rapportage in te dienen over de stand van zaken.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [voornaam minderjarige] leert omgaan met zijn emoties en dat er onderzoek moet worden gedaan naar de oorzaken van zijn gedrag. De ouders hebben hun zorgen geuit over de situatie van hun kind en de vader heeft gepleit voor psychologisch onderzoek. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.