ECLI:NL:RBROT:2021:13612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/585476 / HA ZA 19-1034
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over strook grond tussen buren met verjaring als verweer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over de eigendom van een strook grond. De eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], zijn sinds 2015 eigenaar van een perceel grond, terwijl de gedaagde, [naam gedaagde], sinds 1986 op een aangrenzend perceel woont. De eisers vorderen dat de rechtbank hen als eigenaar van de strook grond erkent, die volgens het kadaster bij hen hoort, maar door de gedaagde wordt gebruikt. De gedaagde beroept zich op verjaring, stellende dat het nieuwe hek dat op de strook is geplaatst, op dezelfde plek staat als het oude hek dat er sinds 1976 stond. De rechtbank heeft de gedaagde toegelaten tot bewijsvoering over de vraag of het nieuwe hek op dezelfde plaats staat als het oude hek. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijsvoering en zal op een later moment beslissen over de vorderingen van beide partijen. De uitspraak is gedaan op 3 maart 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/585476 / HA ZA 19-1034
Vonnis van 3 maart 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

wonende te [woonplaats eiser 1],
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.T. Flapper te Amsterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.J.M.T. van Maarle te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna [naam eiser 1] en [naam eiser 2] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de kantonrechter van 1 november 2019 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte wijziging van eis in conventie van 23 maart 2020;
  • de akte overlegging aanvullende producties van 23 maart 2020 van [naam eiser 1] en [naam eiser 2];
  • de conclusie van repliek in conventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • het proces-verbaal van gerechtelijke plaatsopneming, gehouden op 14 januari 2021;
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 14 januari 2021;
  • de fax van 1 februari 2021 van mr. Flapper met opmerkingen over het proces-verbaal van gerechtelijke plaatsopneming;
  • de fax van 2 februari 2021 van mr. Van Maarle met opmerkingen over het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [naam gedaagde] woont sinds november 1986 op het perceel dat kadastraal is geregistreerd als gemeente Barendrecht, sectie [sectie], nummer [nummer 1] (perceel [nummer 1]). [naam eiser 1] en [naam eiser 2] zijn sinds 2015 eigenaar van het perceel dat kadastraal is geregistreerd als gemeente Barendrecht, sectie [sectie], nummer [nummer 2] (perceel [nummer 2]). In 2016 is, als onderdeel van een nieuwbouwproject, een woning op het perceel van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] gebouwd.
2.2.
De situatie ter plaatse kan schematisch als volgt worden weergegeven:
Links ligt perceel [nummer 2], rechts ligt perceel [nummer 1]. De stippellijn geeft de kadastraal geregistreerde erfgrens weer. De ononderbroken lijn links daarvan is de plaats waar nu een keerwand ligt. Links daarvan zijn de contouren van (een deel van) de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] getekend. Deze schets is ontleend aan het relaas van bevindingen van een landmeter van het kadaster (productie 6 van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]).
2.3.
In 1976 is een sloot aan de westkant van perceel [nummer 1] gedempt. Er zijn rioleringsbuizen gelegd en de gemeente heeft destijds een hek geplaatst (hierna: het oude hek). Dat hek bestond uit vaste, ingegraven metalen palen. Aan de bovenkant van het hek waren metalen liggers geplaatst. Het hek bestond verder uit gaas.
2.4.
Tijdens de bouw van de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] is het oude hek verwijderd door de aannemer en heeft er enige tijd heeft een tijdelijk hek gestaan, van het soort dat gebruikelijk is rond bouwplaatsen. Het bestond uit manshoge hekdelen van metaal, telkens in de orde van grootte van 2 m lang, geplaatst in verplaatsbare betonnen voeten. Dit hek stond op het perceel van [naam gedaagde] op enige afstand van de erfgrens.
2.5.
Het tijdelijke hek is, net als het oude hek, thans geheel verwijderd, en toen is er een ander, vast hek geplaatst (hierna: het nieuwe hek). Het is gemaakt van houten palen, waartussen grofmazig metalen gaas is geplaatst, waar klimop tegenop groeit. De houten palen zijn aan de onderkant vastgemaakt aan een keerwand. Het nieuwe hek is geplaatst door Kraaijeveld Aannemingsbedrijf. De constructie ziet er – geschetst – als volgt uit, bezien in de lengterichting van het hek, van zuid naar noord:
Links is het perceel van [naam eiser 1] en [naam eiser 2], dat hoger ligt dan het perceel van [naam gedaagde], rechts. De donkere vlakken zijn grond. De lichtgrijze haak is een doorsnede van een keerwandelement. De gearceerde balk is een schuttingpaal. De stippellijn links is het gaaswerk. De schets is gebaseerd op de eigen waarneming van de rechter ter plaatse en de foto’s die in het geding zijn gebracht. Het is mogelijk dat de palen in werkelijkheid niet op de grond staan, maar in de grond doorlopen, maar dat is voor dit geschil verder niet van belang. De schets is niet op schaal.
2.6.
Het nieuwe hek en de keerwand (de ononderbroken lijn in de schets van rechtsoverweging 2.2) staan niet op de erfgrens zoals die in het kadaster is geregistreerd (de stippellijn in de schets van rechtsoverweging 2.2), maar op het perceel van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Het hek staat op ongeveer 30 cm van de kadastrale erfgrens. De grond tussen de kadastrale erfgrens en het nieuwe hek wordt hierna aangeduid als ‘de strook’; deze is in de schets van rechtsoverweging 2.2 grijs opgevuld. De strook is niet overal even breed.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen – samengevat en zakelijk weergegeven – na vermeerdering van eis dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht verklaart dat [naam eiser 1] en [naam eiser 2] eigenaar zijn van de strook;
2. [naam gedaagde] veroordeelt tot het op zijn kosten verplaatsen van de keerwand en het nieuwe hek en tot het ter beschikking stellen van de strook aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2], op straffe van een dwangsom en met machtiging om de veroordeling door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] te laten uitvoeren op kosten van [naam gedaagde], mocht [naam gedaagde] nalaten aan de veroordeling te voldoen;
althans een veroordeling uit te spreken die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, zo veel mogelijk in lijn met het hiervoor gevorderde;
subsidiair:
3. voor recht verklaart dat [naam gedaagde] onrechtmatig jegens [naam eiser 1] en [naam eiser 2] heeft gehandeld;
4. [naam gedaagde] veroordeelt tot schadevergoeding door (terug)levering van de strook en tot het op zijn kosten verplaatsen van de keerwand en het nieuwe hek en tot het ter beschikking stellen van de strook aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2], op straffe van een dwangsom en met machtiging om deze veroordeling door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] te laten uitvoeren op kosten van [naam gedaagde], mocht [naam gedaagde] nalaten aan de veroordeling te voldoen;
althans een veroordeling uit te spreken die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, zo veel mogelijk in lijn met het hiervoor gevorderde;
primair en subsidiair
5. [naam gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[naam eiser 3] vordert – samengevat en zakelijk weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart voor recht dat [naam eiser 3] door verjaring eigenaar is geworden van de strook, met veroordeling van [naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.5.
[naam verweerder 1] en [naam verweerder 2] voeren verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie
Vermeerdering van eis
4.1.
[naam gedaagde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. De rechtbank zal, omdat (ook) zij van oordeel is dat deze eisvermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, recht doen op basis van de vermeerderde eis.
in conventie en reconventie
De opmerkingen van partijen bij de processen-verbaal
4.2.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben erop gewezen dat bij de gerechtelijke plaatsopneming ook het hek tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] en hun zuiderburen [naam] is bekeken. Dat klopt; er is bij dat hek gekeken naar de foto’s die [naam eiser 1] en [naam eiser 2] als producties 9 en 10 hebben overgelegd. Daarop is een groene paal te zien. De groene paal sluit op de foto van productie 9 aan op het toenmalige hek dat stond tussen de percelen van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] en [naam]. Dat hek is vervangen door een nieuw hek en op de foto van productie 10 is te zien dat er een significante ruimte tussen zit tussen het nieuwe hek en de groene paal. Het nieuwe hek tussen [naam eiser 1] en [naam eiser 2] en hun zuiderburen staat dus kennelijk niet op dezelfde plek als het oude.
4.3.
Zoals het proces-verbaal van gerechtelijke plaatsopneming vermeldt, zijn er aan de voorkant van de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] geen foto’s gemaakt. Dat blijkt voorts uit de (doorlopende) nummering van de fotobestanden, die ook te lezen is in het proces-verbaal.
4.4.
De opmerkingen van [naam gedaagde] geven de rechtbank geen aanleiding voor een reactie.
Eigendom van de strook grond
4.5.
Er zijn verschillende wijzen van verkrijging van eigendom van een stuk grond.
4.5.1.
In de regel wordt eigendom verkregen doordat de vorige eigenaar de eigendom overdraagt. Voor een overdracht zijn nodig een geldige titel (meestal een koopovereenkomst, maar bijvoorbeeld ruil of schenking zijn ook mogelijk) en een leveringshandeling (notariële akte van levering, gevolgd door inschrijving in de openbare registers die het Kadaster houdt) door een beschikkingsbevoegde (in het algemeen: de vorige eigenaar).
4.5.2.
Daarnaast is verkrijging door verjaring mogelijk. Verjaring kan op twee manieren werken. Voor verkrijgende verjaring van een onroerende zaak geldt een termijn van tien jaar onafgebroken bezit en de eis van goede trouw. Voor bevrijdende verjaring is twintig jaar onafgebroken bezit vereist en speelt goede trouw geen rol. In zijn arrest van 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:309) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de overgang van eigendom door bevrijdende verjaring een schadeveroorzakende gebeurtenis is en dat er dan een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen ten aanzien van de schadevergoeding voor het verlies van de grond. Deze nieuwe verjaringstermijn is maximaal twintig jaar. Als de vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen, ligt het voor de hand dat schadevergoeding in natura wordt bepaald, te weten de teruglevering van de grond.
4.6.
[naam gedaagde] beroept zich op eigendom door verjaring: weliswaar staat het nieuwe hek niet op de kadastraal geregistreerde erfgrens, maar het staat op de plaats van het oude hek en dat stond er lang genoeg voor verjaring. Tussen partijen is niet in geschil dat het oude hek niet door [naam gedaagde] of zijn rechtsvoorganger(s) is geplaatst, maar door de gemeente. Ook zijn partijen het erover eens dat het oude hek altijd op dezelfde plek heeft gestaan; onafgebroken sinds 1976. In feite draait het geschil maar om één vraag: staat het nieuwe hek op dezelfde plaats als het oude hek?
4.7.4.7.1. [naam gedaagde] betoogt dat die vraag met ‘ja’ moet worden beantwoord. De rechtbank is van oordeel dat, als [naam gedaagde] daarin gelijk heeft, de strook eigendom van [naam gedaagde] is geworden en niet hoeft te worden teruggeleverd. Immers: er is dan meer dan veertig jaar verstreken tussen de inbezitneming van de strook en de dagvaarding. In die periode is niet alleen de twintigjaarstermijn voor eigendomsovergang door bevrijdende verjaring voltooid, maar ook de daarop volgende twintigjaarstermijn voor het eisen van schadevergoeding (in dit geval: in de vorm van teruglevering).
4.7.2.
Dat het oude hek op enig moment tijdens de bouw van de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] is verwijderd en er enige tijd een tijdelijk hek heeft gestaan, maakt dit niet anders. De verwijdering en het plaatsen van het tijdelijke hek zijn met instemming van [naam gedaagde] gedaan en uit deze handelingen kan niet worden afgeleid dat hij het bezit van de strook heeft opgegeven. Er was kennelijk sprake van een situatie waarin het – tijdelijke – gebruik van grond van [naam gedaagde] nodig was voor de werkzaamheden aan de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Deze situatie wordt bestreken door artikel 5:56 BW en verandert niets aan bezit of eigendom.
4.8.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] betogen dat het nieuwe hek is verplaatst ten opzichte van het oude hek, dat op de erfgrens moet hebben gestaan. De rechtbank is van oordeel dat als dit komt vast te staan, [naam eiser 1] en [naam eiser 2] eigenaar zijn van de strook. Immers: de strook is hen in eigendom geleverd als onderdeel van perceel [nummer 2] en [naam gedaagde] bezit is dan pas aangevangen bij de plaatsing van het nieuwe hek in 2016. De tienjaarstermijn voor verkrijgende verjaring is dan nog niet verstreken, laat staan de twintigjaarstermijn voor bevrijdende verjaring.
Bewijsopdracht
4.9.
Het is [naam gedaagde] die zich, zowel in conventie als in reconventie, beroept op de rechtsgevolgen van verjaring en daarom ligt op hem de bewijslast van het door hem aan dit beroep ten grondslag liggende feit. Overeenkomstig zijn bewijsaanbod wordt [naam gedaagde] dan ook toegelaten tot het bewijs van het feit dat het nieuwe hek op dezelfde plaats staat als het oude hek stond.
voorts in reconventie
4.10.
Alleen indien [naam eiser 3] slaagt in het bewijs, omschreven in rechtsoverweging 4.9, ligt zijn vordering voor toewijzing gereed.
voorts in conventie
4.11.
Indien [naam gedaagde] slaagt in het bewijs, omschreven in rechtsoverweging 4.9, liggen alle vorderingen van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] voor afwijzing gereed.
4.12.
Indien [naam gedaagde] niet slaagt in het bewijs, moet worden geoordeeld dat de strook eigendom is van [naam eiser 1] en [naam eiser 2]. Dat zou de hierna genoemde gevolgen hebben.
4.12.1.
Vordering 1 ligt voor toewijzing gereed. Vordering 2, voor zover het betreft het staken van het gebruik van de strook, ligt ook voor toewijzing gereed. Uit de eigendom van de grond volgt immers, behoudens uitzonderingen die hier niet gesteld of gebleken zijn, de bevoegdheid een ander het gebruik daarvan te ontzeggen.
4.12.2.
Uit de eigendom van de strook volgt dat niet [naam gedaagde], maar [naam eiser 1] en [naam eiser 2] eigenaar zijn van het nieuwe hek, namelijk door natrekking (artikel 5:20, lid 1, onder e BW). Zij zijn ook eigenaar van de keerwand. Het uitgangspunt is dat zij als eigenaren van de keerwand en het nieuwe hek daarmee kunnen doen en laten wat ze willen. Dat komt dan wel in beginsel voor hun eigen rekening.
4.12.3.
Er is geen reden om de kosten van een eventuele verplaatsing van damwand en hek bij [naam gedaagde] neer te leggen. De schade – de kosten van verplaatsing – is niet het gevolg van het gebruik van de strook door [naam gedaagde], maar door het verkeerd plaatsen van de damwand en het nieuwe hek door de aannemer. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit de rechtbank enige verantwoordelijkheid van [naam gedaagde] voor het handelen van de aannemer kan afleiden. Dat betekent dat in zoverre vordering 2, ook bij toewijzing van vordering 1, voor afwijzing gereed ligt.
4.12.4.
Bij (gedeeltelijke) toewijzing van vorderingen 1 en 2 komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de subsidiair ingestelde vorderingen 3 en 4.
voorts in conventie en reconventie
4.13.
De rechtbank houdt iedere beslissing aan.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt [naam gedaagde] het bewijs op, omschreven in rechtsoverweging 4.9;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 maart 2021voor uitlating door [naam gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat [naam gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat [naam gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2021 tot en met september 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. drs. J. van den Bos of mr. H.J. de Kraker in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.
1407/1582