ECLI:NL:RBROT:2021:1367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
10/293704-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van drugs en het witwassen van een geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het vervoeren van drugs en het witwassen van een geldbedrag. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was op het moment van de zitting gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. Tijdens de zitting op 5 februari 2021 werd de tenlastelegging besproken, waarin de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 3016,7 gram cocaïne en het witwassen van € 6000,00. De officier van justitie, mr. S.B. Epozdemir, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en de auto. De verdachte ontkende wetenschap te hebben gehad van de drugs en het geld in de auto, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren van cocaïne en het witwassen van het geldbedrag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op en verklaarde het geldbedrag van € 6000,00 verbeurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/293704-20
Datum uitspraak: 19 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam, locatie Rotterdam,
raadsman mr. S. Kandemir, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • met onttrekking aan het verkeer van de auto en verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs en het geldbedrag in de auto waarin hij reed.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist van de drugs en het geld in de auto. Verder heeft hij verklaard dat hij de auto in Duitsland heeft geleend van iemand en dat hij daarmee bij vrienden op bezoek zou gaan. Hij heeft de namen van de persoon van wie hij de auto heeft geleend en de vrienden bij wie hij op bezoek zou gaan, niet willen geven. Evenmin heeft verdachte willen verklaren op welk adres deze vrienden zouden wonen. De verdachte heeft erop gewezen dat hij de politie toestemming heeft gegeven om de auto te onderzoeken, wat hij niet zou hebben gedaan als hij wist van de drugs en het geld. Hij oogde zenuwachtig toen de politie de auto doorzocht, omdat hij niet eerder met politie in aanraking is gekomen en dit spannend vond.
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring en overweegt als volgt.
De verdachte is door de politie aangetroffen in een auto met daarin een verborgen ruimte. In die verborgen ruimte bevond zich ruim drie kilo cocaïne en een geldbedrag van € 6.000,00. Het geldbedrag was verpakt in plastic folie en bestond uit coupures van 20 en 50 euro.
Nu de verdachte hiermee is aangetroffen, mag van hem een redelijke verklaring worden verlangd van de aanwezigheid en herkomst van de cocaïne en het geld.
De verklaring van de verdachte dat hij niet wist van het geld en de drugs, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank vindt het namelijk onnaanemelijk dat de vriend van de verdachte de verdachte heeft laten rondrijden in een auto waarin cocaïne lag met een hoge waarde en een groot geldbedrag, zonder te weten waar de verdachte met deze cocaïne en dit geld heen ging. Daarnaast is de verklaring van verdachte niet verifieerbaar. De rechtbank hecht daarom geen waarde aan de verklaring van de verdachte en gaat ervan uit dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne en het geld in de verborgen ruimte van de auto waarin hij reed, en dat hij over de cocaïne en het geld ook als heer en meester kon beschikken. De verdachte heeft gereden in de auto en hiermee de drugs ook vervoerd.
Specifiek ten aanzien van het geldbedrag van € 6.000,00 leveren de feiten en omstandigheden waaronder dit bedrag is aangetroffen een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Over de herkomst van het geldbedrag van € 6.000,00 heeft de verdachte geen verklaring afgelegd.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 475,00 dat in de portemonnee van de verdachte is aangetroffen, heeft de verdachte verklaard dat hij dit geld heeft verdiend met zijn werk. De rechtbank vindt deze verklaring van de verdachte niet onaannemelijk. De rechtbank zal de verdachte daarom partiëel vrijspreken van het witwassen voor zover dit betrekking heeft op dit geldbedrag.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van cocaïne en aan het witwassen van € 6.000,00. Niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de overige € 475,00 die bij hem is aangetroffen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 november 2020 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 3016,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 18 november 2020, te Rotterdam, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 6000 euro,
- de verplaatsing heeft verborgen en verhuld en
- dit geldbedrag voorhanden heeft gehad - ,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

2..witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meer dan drie kilo cocaïne vervoerd en een geldbedrag van € 6.000,00 dat uit misdrijf afkomstig is aanwezig gehad.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Verder leidt de verkoop en het gebruik van drugs veelal tot andere vormen van criminaliteit. Gelet op de hoeveelheid cocaïne kan het niet anders dan dat deze bestemd was voor verspreiding onder drugshandelaren en/of drugsgebruikers. De verdachte draagt door zijn handelen bij aan het instandhouden en verder uitbreiden van drugshandel en drugsgebruik en de daaraan verwante sociaal-maatschappelijke problemen. Dankzij het ingrijpen van de politie is voorkomen dat cocaïne in de samenleving is terechtgekomen.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie. Ook worden op deze manier inkomens en vermogens onttrokken aan het zicht van de belastingdienst.
Dit zijn ernstige feiten, die de rechtbank de verdachte aanrekent.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld. Ten aanzien van de auto stelt hij zich op het standpunt dat deze dient te worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen bedrag van € 6.000,00 zal worden verbeurd verklaard. Het onder 2 bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen aan wie dit voorwerp toebehoort.
Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen met kenteken
[kentekennummer] wordt als volgt overwogen.
Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn onder meer goederen die ter gelegenheid van een onderzoek naar strafbare feiten in beslag zijn genomen, waarmee het feit is gepleegd en waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang.
In dit verband merkt de rechtbank het volgende op. In de auto waarin verdachte reed en die onder hem in beslag is genomen zijn in een verborgen ruimte cocaïne en geld afkomstig uit een misdrijf aangetroffen.
Deze verborgen ruimte is een speciaal geconstrueerde bergplaats die origineel niet thuishoort in een auto van dit merk en type en die (de naam impliceert het al) enkel tot doel kan hebben voorwerpen aan het oog van controlerende of met de opsporing van strafbare feiten belaste instanties te ontrekken. Bij teruggave van deze auto zou deze (opnieuw) kunnen worden gebruikt voor het vervoer van drugs en geld dat afkomstig is uit een misdrijf of andere verboden goederen, en de belemmering van de opsporing daarvan. Dat maakt dat het ongecontroleerde bezit van een voertuig met een verborgen ruimte in ieder geval in strijd is met het algemeen belang. Dat dit voertuig aan een ander dan verdachte toebehoort, is voor de beoordeling van de vraag of het voertuig aan het verkeer dient te worden ontrokken niet relevant.
Het in beslag genomen voertuig zal dus worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van het in beslag genomen bedrag van € 475,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2: een geldbedrag van € 6.000,00
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de Volkswagen met kenteken [kentekennummer]
- gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag van € 475,00.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. StemkerKöster, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en mr. D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2020 te Rotterdam opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3016,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 6475 euro, althans enig geldbedrag,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was, en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.