In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. Velu, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De moeder heeft het ouderlijk gezag over [naam kind], die in een crisispleeggezin verblijft.
De kinderrechter heeft eerder op 21 januari 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind]. De moeder heeft geen vaste woonplaats en er zijn zorgen over haar vermogen om een veilige opvoedomgeving te bieden. De GI heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder niet voldoet aan de afspraken en onvoldoende openstaat voor hulp. De moeder heeft verweer gevoerd en wil dat [naam kind] zo snel mogelijk terug bij haar komt, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] gegrond zijn.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van drie maanden, tot 2 mei 2021, om de situatie verder te onderzoeken. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting op 12 april 2021 een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.