ECLI:NL:RBROT:2021:1397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/10/611913 / JE RK 21-152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in een crisispleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. Velu, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De moeder heeft het ouderlijk gezag over [naam kind], die in een crisispleeggezin verblijft.

De kinderrechter heeft eerder op 21 januari 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind]. De moeder heeft geen vaste woonplaats en er zijn zorgen over haar vermogen om een veilige opvoedomgeving te bieden. De GI heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder niet voldoet aan de afspraken en onvoldoende openstaat voor hulp. De moeder heeft verweer gevoerd en wil dat [naam kind] zo snel mogelijk terug bij haar komt, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] gegrond zijn.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van drie maanden, tot 2 mei 2021, om de situatie verder te onderzoeken. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting op 12 april 2021 een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/611913 / JE RK 21-152
datum uitspraak: 2 februari 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 januari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 2 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.M. Velu;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 3 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 13 juli 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 januari 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin verleend met ingang van 21 januari 2021 voor de duur van vier weken. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht met spoed [naam kind] uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin voor de
duur van vier weken, gevolgd door de periode voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder heeft geen vaste woonplaats. Het is voor de GI onduidelijk waar zij met [naam kind] verblijft en er is geen zicht op de ontwikkeling van [naam kind] . De moeder komt de afspraken niet na en staat onvoldoende open voor hulp. [naam kind] verblijft sinds kort in een pleeggezin. Het pleeggezin heeft zorgen geuit over het gedrag en de ontwikkeling van [naam kind] . [naam kind] heeft een taal- en spraakachterstand, maar de moeder gaat niet met hem naar logopedie. [naam kind] heeft ondergewicht en had te kleine kleren aan. [naam kind] heeft een gestructureerd en veilig opvoedklimaat nodig waar hij rust en regelmaat ervaart. Het is belangrijk dat de moeder hulp accepteert om een dergelijke opvoedomgeving voor [naam kind] te kunnen creëren. Daarnaast heeft de moeder nog onverwerkte trauma’s vanuit haar verleden. Zij zal hieraan moeten werken.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is uitgebreid verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder wil zo snel mogelijk dat [naam kind] terug bij haar komt. De moeder heeft altijd haar uiterste best gedaan om [naam kind] een veilige omgeving te bieden. De moeder kan zich niet verweren tegen de aantijgingen van de GI, omdat deze niet controleerbaar zijn. De moeder heeft een moeilijk verleden waarin zij door hulpverleningsinstanties niet goed geholpen is en zelfs beschadigd is. De moeder heeft toch altijd hulpverlening geaccepteerd en staat nog steeds open voor hulpverlening als dat betekent dat [naam kind] weer terug bij haar kan wonen. De GI heeft echter misbruik gemaakt van het vertrouwen van de moeder. De moeder heeft zeer recent een woning gevonden. Zij kan zich niet inschrijven op het adres, maar kan er wel enige tijd verblijven met [naam kind] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen zijn over de sociaal-emotionele en fysieke ontwikkeling en veiligheid van [naam kind] . Zo heeft de moeder al lange tijd geen vaste woon- of verblijfplaats, is zij ambivalent in het accepteren van hulpverlening en komt zij regelmatig afspraken niet na. Ook is bij de moeder sprake van onverwerkte trauma’s vanuit haar verleden. Het ontbrak [naam kind] daardoor aan een veilige en gestructureerde opvoedomgeving. Om die reden is [naam kind] met spoed in een crisispleeggezin geplaatst. Het pleeggezin heeft meerdere zorgen geuit over de gezondheid en het gedrag van [naam kind] . Er zou onder meer sprake zijn van ondergewicht, te kleine kleding en zorgelijk taalgebruik. In tegenstelling tot wat de moeder en haar advocaat stellen, zijn dit zaken die feitelijk kunnen worden vastgesteld. De kinderrechter heeft vooralsnog geen aanleiding om aan te nemen dat deze zorgen niet gegrond zijn. Evenmin heeft de moeder ter zitting kunnen aantonen dat de situatie inmiddels aanzienlijk is verbeterd. De veiligheid van [naam kind] staat voorop. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het in het belang van [naam kind] is dat hij voorlopig bij het pleeggezin blijft.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Minder eenvoudig is echter vast te stellen of er ook sprake is van een situatie waarin moeder onvoldoende kan aansluiten bij de ontwikkeling en basale opvoedbehoeften van [naam kind] . Dat ligt niet zo zeer op het vlak van het oplossen van praktische zaken die leiden tot ontwikkelingsbedreigingen, maar op het vlak van de opvoedkundige vaardigheden van de moeder en haar eigen problematiek. Een gerechtvaardigde vraag in het belang van [naam kind] is of de heftige emotionele beleving van de moeder, die zij ook op zitting heeft laten zien, direct of indirect een bedreiging vormt voor [naam kind] . De kinderrechter ziet daarom aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode dan verzocht, te weten voor de duur van drie maanden, te verlengen en het verzoek voor het overige aan te houden. Gedurende deze drie maanden kan nader onderzocht worden in hoeverre de zorgen vanuit het pleeggezin gerechtvaardigd zijn en in hoeverre de moeder in staat is om hulpverlening in het gedwongen kader, zowel voor zichzelf als voor [naam kind] , te accepteren.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan actuele stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een crisispleeggezin tot 2 mei 2021;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbende en mr. mr. A.J.M. Velu in deze zaak zal plaatsvinden op
12 april 2021 te 14.30 uur in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbende en mr. mr. A.J.M. Velu;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. mr. A.J.M. Velu) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van F.J.A. Jorens als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 februari 2021.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.