In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te beëindigen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. I. Correljé, verzocht om toestemming om met de minderjarigen naar Irak te verhuizen. De man, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Habets, verzet zich tegen deze verhuizing en wenst het gezamenlijk gezag in stand te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de vrouw in wezen een verkapt verzoek is om toestemming voor verhuizing, en dat er op dit moment geen belemmeringen zijn in de verstandhouding tussen de ouders die gezamenlijk gezag zouden uitsluiten. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat het niet in het belang van de minderjarigen zou zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De rechtbank heeft ook een regeling vastgesteld voor de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen, waarbij is bepaald dat de minderjarige [naam kind 2] om de veertien dagen op zaterdag bij de man zal zijn. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.